DE TRAP Mijn vader was op dat moment in militaire dienst, maar waar, dat was de vraag en of hij nog in leven was. Een vriend van mijn ouders was gesneuveld, familie en kennissen hadden het zwaar te verduren gehad, kortom een nare periode. Gelukkig bleek vader in blaken de welstand, maar moeder had een flinke tik gekregen. "Een tijdje eruit... zeelucht zal u goed doen," was het advies van de huisarts. Het waarheen was geen probleem. Natuurlijk Callantsoog waar we in die tijd jaarlijks met vakantie naar toe gingen. De enige moeilijkheid was mijn school. Als negenjarige was ik leerplich tig, zoals dat heette. De hoofdonderwijzer gaf echter toestemming, mits ik in Callantsoog naar school zou gaan. Daar gingen we, moeder, mijn zusje van vier en ik. Vader moest voor het brood op de plank zorgen, maar als het enigszins moge lijk was kwam hij op de fiets om het weekend door te brengen. En zo kwam ik een paar maanden op school in Callantsoog. Het gekke is, dat ik me daarvan niets maar dan ook niets herinner. Volgens mijn moeder was ik een rustige leerling die het liefst zijn eigen gang ging. Van de tijd buiten school weet ik echter nog wel het een en ander. Als ik geen school had, was ik buiten, waar voor een knul van negen heel wat te beleven was. De top van de Seinpost was mijn lievelings plekje. In de luwte aan landzijde had je daar een prachtig zicht op het dorp. Daar heb je Kees van Eek in zijn stofjas die voor de win kel met een klant staat te praten. De postbo de die net dat piepkleine postkantoortje uit komt met een zware tas. De secretarie, het gemeentehuisje, met de zeemijn voor de deur. Alles zit in de grondverf en oom Jan (de Wilde) is aan het plamuren. En daar mijn moeder die met m'n zus in de bolderkar brood gaat halen bij Brantenaar. Opa Vos kuiert op z'n gemak vanuit de werk plaats naar zijn huis, Pension Vos aan de overkant en kijkt even in het vijvertje naar de goudvissen en achter hem aan slentert de donkere herdershond. Tante Aaf is met een boodschappentas op weg naar Hoek. Ze loopt niet langs de weg, maar dwars door het wei tje met koeien waar nu de Op 't Landtweg is en het meisje dat daar aan het hinkelen is, heet Trieneke... In de zomer van 1940 was ik m'n plekje kwijt. De Duitsers hadden op de Seinpost de observatiepost die tijdens de mobilisatie door Nederlanders werd bemand, ingepikt en mijn moeder had me op straffe van verdoemenis en hel verboden de Seinpost te beldimmen. Begrijpelijk, want na het bombardement van Rotterdam had ze de ellende gezien en haar gevoelens voor onze Oosterburen waren nou niet bepaald positief. Maar, gaf ze jaren later toe, het optreden van Duitse militairen van de Wehrmacht was immer correct. Zelfs toen tijdens een razzia ons huis in Rotterdam werd doorzocht en dat was in november 1944, bleven de Duitsers correct en spraken mijn moeder aan met 'Gnadige Frau'. Maar ja, je weet hoe jongens zijn en ondanks het verbod of misschien juist dankzij, ging ik er toch buurten en trof op een dag Jan Vos Pzn. Hij was bezig met het aanleggen van een trap die vanaf het tracé van het werkspoortje van Rijkswaterstaat naar de top van de Seinpost liep. Dat was dus in 1940. Ik herin ner me dat goed omdat Jan, hij was toen nog een jonge knul van een jaar of twintig, me toen geleerd heeft een hamer niet vlak achter de kop maar aan het eind van de steel vast te houden. Daarna timmerde ik lustig de ene na de andere traptrede vast. Ik was zo enthou siast en geconcentreerd bezig, dat ik niets in de gaten had tot ik plotseling tegen een paar zwart leren laarzen aankeek en omhoog in een grijnzend gezicht, overschaduwd door een diep donkergroene helm. Een Duitser! En ik mocht helemaal niet in de buurt van Moffen komen. Nu had ik in die tijd (en nu weer) blond, bijna wit haar en blauwe ogen. "Das war denn doch ein Superarier, nicht- wahr Heinrich?" De soldaat was erg vriende- Barry de Wilde Pzn In het voorjaar van 1940 ging het met de gezondheid van mijn moeder niet zo best. Tweemaal achtereen was ze ziek en moest er bovenop nog een operatie ondergaan. Toen ze eenmaal aan de beterende hand was, vielen de Oosterburen ons land binnen met als tragisch dieptepunt het bom bardement op Rotterdam, waar we destijds woonden. -42. -

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2002 | | pagina 2