EEN LIJN PAAL
De paal stond al tientallen jaren op het duin
in de Achter Keeten. Hij was een van de twee
palen waar jaren geleden een touw tussen
gespannen was. Daaraan kon dan de was
opgehangen worden. In de zeewind droogde
die dan prima.
Maar tegenwoordig hoeft dat niet meer. De
droogtrommel is gekomen. Eén paal gaf de
strijd tegen de elementen op en de ander
bleef alleen staan. Tot een Keetemer ontdekte
waarom de paal weer en wind kon trotseren.
Er zaten allemaal resten van ijzeren spijkers
in. De man maakte de Historische Vereniging
erop attent. Die zagen er iets historisch in en
dus op zaterdag 17 november 2001 met vier
man naar de Achter Keeten. Ijverig spitten en
trekken. Het viel nog niet mee, want het ding
zat zeker een meter in het zand. Toch lukte
het om de paal op een karretje achter de auto
met opschrift Veerhof te leggen. Nu ligt hij
op het erf van de museumboerderij Tante
Jaantje.
Daar hebben de mannen de paal nog eens
goed bekeken. Maarten Bakker, een echte
Keetemer, dacht dat hij eens met tientallen
anderen als golfbreker ergens langs de kust
dienst had gedaan. Door het water over de
zeebodem meegevoerd was hij op het strand
van de Groote Keeten aangespoeld. Daar had
ene Mooij hem gevonden. Met een paar stevi
ge dammenwerkers hadden ze hem op een
kar van het werkspoor geladen en hem zo
naar de Achter Keeten gebracht. Daar heeft
Mooij met die onverwoestbare paal zijn
vrouw verrast. Moeder had er een stevige lijn-
paal bij. Dit alles heeft zich zo'n zeventig jaar
geleden afgespeeld.
Naschrift.
De honderden spijkers in de paal dienden om
de paalworm te beletten het hout aan te vre
ten. Een paalworm is een in zee levende mos
selsoort, die zich in het hout van palen en
schepen boort en ze daardoor sloopt. Het
beestje zelf lijkt op een worm, vandaar de
naam paalworm.
In 1731 liftte de paalworm mee met de
schepen uit Azië. Dat betekende het einde
van de Hollandse wierdijlcen, rivierdijken van
riet, biezen en hout. De paalworm vrat zich
overal doorheen. Hij ruïneerde in snel tempo
alle houten dijkschoeiingen langs de kust.
Net als de boormossel leeft het dier niet van
hout, maar boort het gangen om zichzelf te
beschermen.
In de museumboerderij Tante Jaantje ligt op
zolder een stuk van een verschansing van een
schip dat vermoedelijk rond 1750 is gestrand.
Hierin zitten honderden koperen spijkers.
Ook die hadden ten doel de paalworm te
beletten zich in het hout te vestigen.
Men zag in de achttiende eeuw de komst van
dit schadelijke dier als een straf van God voor
de hoogmoed, het zedenloos gedrag en de
buitensporige verrijking van de Nederlandse
bevolking.
Nog steeds is de paalworm vrij algemeen in
stukken in zee drijvend hout. Als dat aan
spoelt, vinden we daarin dat tweekleppige
schelpje.
Men ontdekte dat bepaalde soorten tropisch
hardhout bestand waren tegen de paalworm,
evenals palen die beslagen waren met kope
ren spijkers. Ook van palen in creosootolie
gedrenkt, moest de paalworm niets hebben.
Wim Lastdrager
Foto: Wim Lastdrager.
De 200 jaar oude paal wordt uitgegraven. V.l.n.r.
Maarten Bakker, Sietze Planting, Cor Spijker.
-11.-