Buurman Veeter was de timmerman van de
buurt en de omgeving. Teun Borst, zijn zwa
ger was altijd zijn trouwe hulp en later kwam
Gert Bras de gelederen versterken. Vroeger
was het zo dat de dorpstimmerman de kist
maakte als iemand overleden was. Buurman
Veeter deed dat ook en kwam dan de maat
nemen van de overledene en paste je 'kissie'
precies.
De timmerman, smid en loodgieter enz. kwa
men vroeger één keer in het jaar met de reke
ning en als dat boven de 10,00 was moest er
een zegel van 10 cent op en werd door die
zegel de rekening afgetekend. In de jaren '50
heeft Arie Mosk het timmerbedrijf van de fa
milie Veeter overgenomen. Een zeer solide
vakman. Nu zit er op die plaats een machine-
en bouwmaterialenverhuurbedrijf van de
zoon van Mosk.
Tot de jaren '30 was er ook een café op 't
Buurtje. Vermoedelijk gebouwd in de jaren
van het graven van het Noord-Hollands Ka
naal 1818-1823. Toen zijn langs dat kanaal om
de paar kilometer veel cafeetjes gebouwd.
Alles ging toen lopend en wilde men wel eens
opsteken. Bij zo'n café was dan een danszaal-
tje, een paardenstal en dikwijls een winkel
tje. Zo ook aan 't Sluisje. Mijn moeder uit
Groote Keeten ging b.v. naar 't Sluisje naar
dansles. Het werd beheerd door Ab Nuy en
zijn vrouw, Marie de Roode. Zij was niet voor
een kleintje vervaard. Er was eens een kwaaie
haan op de buurt die achter de kinderen aan
zat en Marie wist hem te begaan. Zij slinger
de hem aan zijn kop in het rond, dus de haan
was katje wijlen en de soeppan de volgende
dag gevuld. En als de buurjongens tegen haar
kinderen zeiden: "Pies eens in je broek, dan
krijg je een cent," dan deden ze dat direct,
want een cent was veel voor een kind. Dan
was moeder Nuy weer woest.
Toen er pas een bus van Den Helder naar Alk
maar reed, kon je rustig in 't café op de bus
wachten, want er was een vlaggetje uitgezet,
zodat de chauffeur kon zien dat er passagiers
waren. Boven op de bus was een rek, als je je
fiets mee wilde nemen, kon dat ook. De
chauffeur klom met de fiets bij een trappetje
op, dat achter aan de bus hing en deponeerde
de fiets in het rek. Heel gemoedelijk alle
maal, geen lelijke gezichten.
Vroeger was er zelfs harddraverij aan 't Sluis
je, dat was toen gemakkelijk. Midden op de
Rijksweg, want veel verkeer was er niet. Na
afloop was het in 't café een gezellige drukte.
Er werd gedanst en natuurlijk gedronken
door de mannen; dat vrouwen dronken was
een groot taboe. En de jongens hielden hun
pet op met 't dansen. Links van het café ston
den twee woningen dicht op de weg van tim-
merfamilie Veeter, die huizen werden ook
altijd bewoond. Voor de oorlog woonden de
families Nieuwland, Bouwens en Hollander
er en nog veel meer mensen die mij niet te
binnen willen schieten. Daarnaast stond een
kleine boerenstolp waar ongeveer 5 hectare
land bij was en daarnaast een renteniershuis
met een gebroken kap en omsingeld met
mooie hoge bomen. Hier woonde vanaf 1913
Martinus Jimmink die het overgenomen had
van schipper Das. Het was namelijk een schip
perij. En een schipperij hield in, vracht en
veevervoer. Kaas en boter per schip naar de
marlet brengen. Martinus Jimmink was vee
boer, maar verliet zijn boerderij voor zijn
oudste zoon George die ging trouwen met
Antje Kruisveld uit de Voorweg en haar mee
nam achter in Koegras naar de boerderij van
vader Martinus. Deze Martinus had nog drie
zoons waarvan er twee opeens in het schip-
persvalc belandden. Er waren twee schepen,
twee vletten en twee paarden.
Het vee werd toen lopend door de boeren
gebracht en dan ging het naar de markt in
Alkmaar. Dus zondags kwamen ze al aan. Het
vee ging in de schuit en dan Zondagsnachts
varen. De vertrektijd was één uur en dan
moest men zelf de brugwachters roepen bij al
die vlotbruggen van 't Zand, de Stolpen, St.
Maartensvlotbrug, Burgervlotbrug, Schoorl-
dam en Koedijk. Dat viel niet altijd mee om
ze wakker te krijgen en viel er best wel eens
een vloek. Maar je moest voordat de markt
begon in Alkmaar zijn. En die veemarkten
begonnen en beginnen nu nog heel vroeg. Op
de terugreis werd het vee meegenomen dat
door de Helderse slagers gekocht was. Dat
werd dan in Den Helder op één plek gelost bij
Van der Eijlc aan de Molenstraat waar het in
een schuur ging, tot de slagers ze op kwamen
halen. Er werd toen nog door alle slagers aan
huis geslacht. Het was laat in de middag voor
dat de schipper weer aan 't Sluisje arriveerde
door het Noord-Hollands Kanaal. Vrijdags
ging men met de kaas naar de graan- en kaas
markten, ook in Alkmaar. De eerste jaren
werden de kazen, altijd Edammers, met de
vlet met een paard ervoor van de fabriekjes
opgehaald, varend door de vaarten en dan in
de schuit overgeladen. De zaldcen graan
(rogge, haver, gerst en tarwe) werden eerder
-34.-