Een baljuw, een schout
Zo kwamen we ongeveer de winter door. Het
werd voorjaar 1938 en toen begon het strand-
seizoen. Grietje kreeg een baantje bij P. Vos
en P. de Haan in de bediening in de strand
tent voor 7 gulden in de week en zondags
ook. We verhuurden dan ons huis aan bad
gasten, ongeveer 6 weken voor 25,00 per
week en woonden zelf in de schuur. We koch
ten er wat wolvlokbedden bij op het
Waterlooplein in Amsterdam voor 2,50 per
stuk.
De manufacturenhandel ging slecht. Ilc zou
er maar mee ophouden, want we raakten wel
in de schulden, dat was toen 40 gulden. Dat
was toch te veel, ik heb het restant maar
teruggebracht naar Van Praag en we konden
de schulden weer betalen. Ilc kocht toen een
lcet en wagen bij Klaas Zwiers uit Schagen
voor 80,00. De lcet heette Kareltje en als hij
op het land liep en je riep hem, dan kwam hij
op een draf naar je toe en moest je hem eerst
aanhalen. Maar na een tijdje heb ik hem ook
weer weggedaan en begon weer te zoeken
naar werk.
Ilc kon in de zomermaanden bij J. van
Scheijen op de bus komen voor 14,00 in de
week, maar het was maar van juni tot sep
tember. Nou deed ik ook wel eens handel met
P. Schouten, die was chef bij Daalder, de aan
nemer. Ilc had tegen hem gezegd dat ik een
baantje zocht, omdat er in de handel niks
meer te verdienen was.
Op een zaterdag, het was heel mooi weer en
we liepen een rondje door Callantsoog en
Daalder en zijn vrouw zaten buiten op de
bank. Hij vroeg, hoe of het ging. Ilc zei toen
dat ik bij van Scheijen op de bus kon komen
voor de zomermaanden voor 14 gulden per
week. Hij zei: "Je kan bij mij komen rijden
voor 18,00 per week en het hele jaar door."
Nou dat wilde ik wel en zei dat ik als het
moest, vandaag al wel wilde beginnen. Ilc kon
op maandag beginnen en we waren nog
nooit zo rijk geweest.
Een baljuw was een ambtenaar, door de Heer
of Heren van een Heerlij lcheid met de recht
spraak belast.
Een schout had als belangrijkste taak het
handhaven van de openbare orde. Hij werd
ook door de Heer of Heren van een Heerlijk
heid benoemd.
In Callantsoog waren in 1743 drie Heren:
Johan Otelaar, Johan de Veer en Matheus
Willem van Valkenburg. Samen bespraken ze
in juli 1743 in Haarlem wie er baljuw-schout
in Callantsoog moest worden.
Op voorstel van de Heer Van Valkenburg werd
de bijna 32-jarige Cornelis van Duijsburg
benoemd. Hij was klerk ter secretarie in
Haarlem.
Hij kreeg toegezegd de functies van: baljuw,
schout, houtvester, dijkgraaf, secretaris, strandvon
der en rentmeester.
Alle opbrengsten uit deze functies moest Van
Duijsburg aantekenen en aan het einde van
het jaar moest hij ze verantwoorden aan de
Heren.
Bedroegen zij minder dan 400,00, dan zou
den de Heren ze tot dit bedrag aanvullen.
Bedroegen zij meer dan zou Van Duijsburg
het meerdere aan de Heren moeten afstaan.
In vergelijking met zijn salaris in Haarlem
was het voor Van Duijsburg een belangrijke
vooruitgang.
Wim Lastdrager
Hun taken en door wie werden ze benoemd.
Gegevens o.a. ontleend aan 't Oge van Henk Schoorl.
-69.-