laten lopen. Prachtig gezicht 's zomers als de boter zo mooi geel zag, dan eruit werd gehaald en in de botermout gedaan (een lage langwerpige houten kuip). Eerst werd de kar nemelk uit de boter in schoon water gewas sen en dan zout er doorheen gewerkt, een paar maal goed doorgelcneed, daarna netjes opgelcopt, wat moeder precies en keurig kon. Een kop was ongeveer een pond waar we toen 55 a 60 cent voor kregen. Een kaas ging toen voor een gulden, soms meer, soms minder de derir uit. En wat een werk werd er aan besteed. Eind mei of begin juni begon de hooitijd. Vader maaide met een Cormik maaimachine, twee paarden ervoor. Ilc zie het nog voor me. We hadden een hooischudder en een schui ver om roken op te zetten. Was alles droog genoeg kwam het hooi met boerenwagens naar de schuur. Er werd ook gehesen naar de bovenschuur. Een paard trok het op, ik moest vaak het paard opjagen. Het spreiden van het hooi was een ontzettend zwaar en heet kar wei en de nasmart was vaak de hooibroei. Met lange ijzeren pieken gingen ze het hooi ijzeren, om te controleren of er geen brand gevaar was. Anders moest er gespit worden, open gangen erdoor spitten om de broei te stuiten, soms een paar angstige weken. Ook een plaag was hooiluis, dat kwam overal. Soms lag er een laag in de stal. Een maand daarna begon het zaad rijp te worden en kon het zichten beginnen. Haver en gerst werden afgemaaid. Voordat ze er machines voor had den, kwamen de gelderse maaiers (de poe pen). Bij ons altijd dezelfde mensen. Ze kwa men soms in de nacht lopend van 't Zand en kregen dan een bed van hooi op de zolder. Ze stonden heel vroeg op. Koffie en ander drin ken brachten we ze op 't land, voor 's avonds acht uur waren ze niet terug en kregen dan een pan warme brij. En zo bleven ze weken lang in Noord-Holland. Als op 't land alles aan de hokken stond en het droog bleef, kon het zaad rijden beginnen. Vader ging dan schelven zetten wat een precies werk was en wat vader goed kon. Wij stonden er vaak boven op om mee te helpen, om het opgesto ken zaad te verdelen. Zo stonden er soms 6 a 7 schelven op het erf naast het huis. De dors machine met personeel moest met heel wat paarden bij ons door de weg worden gehaald. Zes paarden ervoor en om dan goed door de dam te komen was heel moeilijk. Zolang het dorsen aan de gang was, was het hele erf vol stof en doppen. De lokomotief werd met kolen gestookt. Ik kan me nog herinneren, dat vader met een dorsmachine op de dors aan de gang was, hij stond ervoor de schoven op te steken en het zaad op te vangen in een wanmolen. De dorsmachine ging met de bosmolen met 2 paarden aan de stangen. En stro was los geborgen op de zolder of klamp. Na dit alles werd er geploegd en kon er wintertarwe of gerst gezaaid worden. Al het graan brachten ze op de staander in de lange koegang, alles in jutte muszakken. En werd als het gemarkt moest, naar de schipper in 't Zand gebracht voor de zaadmarlct in Alkmaar. Alles werd toen op de rug op en af de wagen en in de schuit gedragen. Er werd toen zoveel met de hand en graaf gedaan, het greppelen, sloot kanten en dammen maken, lopen achter de ploeg en eg, een sloot uitbaggeren, ierpom- pen, mest uitrijden met paard en kar, ook al na de zaaitijd. Na al dat werk werden eind oktober de stal len klaargemaakt en werd het weer guur en slecht, dan kwam alles weer op stal en werd de kachel gezet in de voorkamer. Hoe gezellig als we allen uit school kwamen en in de kamer gingen wonen en eten. Voor de vrouw weer meer werk. Het koken was achter in het achterom, vroeger in de haard. Een vuurpot stond met ketel erboven aan de beugel. Daar werd dan warm drinken in gemaakt voor de kalveren, of heet water voor boenen of var kensvoer. Met een treef op de vuurpot ging het voor 't eten groenten en aardappels erop. Ook voor haardlcoelcen bakken, met een plaat erop ging best. M'n grootvader die ook bij ons was, zorgde altijd voor mooi droog hout. Moeder bakte er de leideerste tarwebroodjes in de gloed van een briket in de vuurpot. Later werd het fornuis gestookt met hout of steenkool. Dat was in de eerste wereldoorlog. Ik bakte ook koeken in de oven. De koestal werd vooral bij de deur van de voorkamer dagelijks schoongemaakt. Het schuurschot afgeboend en afgenomen. De gang werd een meter of acht voor de kamerdeur schoonge- schrobd en met wit zand ingedweild, verder alles schoon aangeveegd en met wit zand ingestrooid. Als het vee ook netjes gerost en geschuurd was, was het ook een mooi geheel en een rustig gehoor, al dat herkauwend vee. Men leefde toen meer met de boerderij mee. Als jong meisje was er geen sprake van om te gaan leren. Bij heel gegoede boerderijen was toen een enkeling waarvan de dochters voor -63.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2000 | | pagina 3