Stranding van de 'Constance'
Het Noorse fregatschip 'Constance' strandde op 10 oktober 1903 bij paal 12 op het
strand van Callantsoog. Het was een houtboot met een bemanning van 19 koppen.
Jacob Baken Gzn. schrijft hierover het volgende:
In een stotende storm en striemend stuiven van het zand beleefde een vijftienjarige
jongen, die halverwege Callantsoog en Groote Keeten deel uitmaakte van een groot
gezin, de dag van zijn jongensleven. Hij was Pieter Vos, die op 20 september 1888 was
geboren, als zoon van Jacob Vos en Grietje Louw. Een telg uit een zeer oud
Callantsoger geslacht, waarvan reeds in 1653 gewag wordt gemaakt.
Op hoge leeftijd heeft hij herinneringen uit zijn leven vastgelegd in het 'verhalen
boek': '!As un mens oud word, kan ie veul beleve!"
Hieronder volgt dan zijn verhaal over de stranding van de 'Constance' in zijn eigen
West-Fries dialect.
10 Oktober 1903.
't Was sturmweer. Ik ging gauw effe op duin
lcailcen en zoo ik op de kant van duin anlcom,
zien ik een groot zailschip nij de wal kom
men. Het was zowat un 100 meter uit de wal.
Ilc vloog nij huis en zai: "Er komt un schip nij
de wal".
Vader dadelijk op hooge bienen nij strand en
dat ie op duin kwam, had 't schip een zwaai
nomen en in plaats dat ie net voor ons patje
strandde, raakte hai bai paal 12 vast.
Het was natuurlijk een hele alteratie. De red
dingboot moest nij strand, maar deur 't
hooge water kon ie amper langs het strand
komme. Daarom gingen ze ook met de vuur
pijl er heen. (Het zgn. Wippertoestel. Red).
Deur de woeste zee was 't haast niet te doen
mit de boot uit te varen en toen hewwe ze
eerst een lain mit de vuurpail ofslcoten.
Die lui van 't skip haalden toen eerst een
touw en later een tros an boord en langs die
tros is de reddingboot toen twijmaal heen
gaan om de mense er of te halen.
In een uur of wat ging de wind helegaar leg
gen en dat het 's middags vier uur was, kon
je haast naast 't skip loopen. Voordat de zee
lui 't skip verlieten, hadde ze un ladder en un
touw buitenboord hangen en zoodra 't moge
lijk was, ging de kapitein mit een paar man
an boord.
Ik was nog nooit op zo'n groot skip weest,
dus wou ik er ook welers op kaiken. Dus klom
ik ook bai 't touw en de ladder op en kwam
zoo als eerste Callesoger op de Constance. We
hadden toen zoo'n dikke polisie en die riep
nij die kaptain: "Gooi hem van boord." Maar
't ware Noore, dus die verstonden hem niet.
Effe later kwam ik mit een deel harde beskui
ten nij beneden. Die had ik van de kaptain
krege.
Un dag of wat later begonnen ze het schip
leeg te hale en wier de hele boel op de Buurt
opslagen. De Buurt lag van ent tot ent vol
met de duvel en z'n ouwe moer, vooral tui-
gasje en proviant.
Kort daarop was er un groot boelhuis en wat
un mense dat deer op of kwame! Vooral van
die Amsterdamse kooplui. Zoolang die boel
op de Buurt stond, hadde wai sijvens vertier.
Der stonde twij van die groote misthoorns
met een draaier eran en as de wachte effe
- 70. -