Schout van Duysburg komt in het nauw
deel 5
Vrijster Neeltje Kleijn grijpt de schout stevig onder de arm. Een vinnig-koude wind maakt dat ze
de ogen op een kier moeten houden. Heeft de schout zijn ogen nog wel open? Hij wankelt meer
dan dat ie loopt...
Nu koersen ze langs het Regthuys, waar bode
Kieft zijn baas voorbij ziet zeilen... En, ziet hij
't wel goed? Dat kan toch niet? Die hoer, die
meid van Kleijn, glijdt met de schout 't steeg
je in! Ja warempel, ze trekt de deur open en
duwt de schout, floep, zijn huis in! Wat leunt
die man zwaar op haar arm. Hè, hè, gelukkig
dat ze er is. Ze opent een deur... Een grote
kamer... Een schouw, waarin nog wat vuur
sluimert... Een sofa... Ze stuurt haar zware
last daarheen; laat hem dan zacht vallen,
schuift handig een kussen onder zijn hoofd.
'Lekker zacht hè?' fluistert ze. Maar de schout is
blijkbaar al ver weg en in dromenland. Hij
laat met zich sollen. Ze zou zo zijn beurs af
kunnen nemen. Ze maakt de knoopjes los
van 't bovenjak. Ze kan hem zelfs de laarzen
losmaken, de paarse kousen afstropen, de
bovenbroek uittrekken. Zo, nou wordt ie weer
een gewoon mens. Ze zou... Ja, ze zou alles
met hem kunnen doen... Ze zou hem alles
aan haar kunnen laten doen... Hi, hi, waarom
ook niet? Dit is nog eens wat anders dan
dronken vissers en wellustige boeren... Ze
kijkt naar de slapende figuur: Wat moet die
man knap geweest zijn, denkt ze. Jammer dat
hij zijn tijd hier in dit afgelegen dorp ver
knoeit aan wat boeren en vissers. Jammer,
dat ie zijn geld verzuipt in die kroeg van
Theunis Muller.
Moet ze die man...? 'n Vuil spelletje van de
baas, denkt ze. Jaloers is ie, omdat ie z'n
baantje kwijt raakte met die smerige geschie
denis met Jan Harge. En nou wil ie deze man
ook de grond in trappen? En zij, Neeltje
Kleijn moet hem daarbij helpen? Niks hoor!
Geen sprake van, Theunis Muller! Dat zal niet
beuren! Stijf perst ze haar lippen op elkaar.
Ze kijkt nog even rond, trekt haar rokken
vracht recht, gooit nog een blok hout op 't
vuur en dan schuift ze op haar grove schoe
nen achteruit naar de deur.
In 't steegje moet ze even stilstaan... Zich
even vasthouden aan de schutting achter het
Regthuys. Ze voelt zich wee, ze braakt. Ze
weet 't. De wilde nachten met Arjen Vader
breken haar op. Nou was 't mis. Of, liever 't
was raak! En niet zo zuinig! Thuisgekomen,
ziet ze weer 't beeld van de schout voor zich.
Ze kan 't niet kwijtraken. In een flits gaat het
door haar heen. Zou ook deze schout kapot
gaan zoals de andere vreemdelingen? Zij, die
van 'buiten' kwamen en als indringers wer
den beschouwd? Waarom toch? Waarom
raakt de een na de ander hier verslaafd aan
de drank... Zijn ze niet opgewassen tegen de
eenzaamheid, het altijd loerende gevaar van
een alles verzwelgende zee, het steeds weer
stuiven van de duinen? Diep nadenken kan
Neeltje al niet meer. De razende zee en de
aanwakkerende wind maken haar duffe
hoofd nog duffer. Ze zinkt weg in een diepe
slaap.
In 't huis van de schout dooft het vuur; de
schout krijgt het koud. Hij wordt wakker en
staat op met een lcater.
24 Januari 1746
Bericht van de Heren, aangeplakt in de 'kooi'
van het Regthuys. Nieuwe bepaling: 'Ook het
bepooten der meijnte off gemeene duijnen moet
door de ingesetenen gebeuren.' Waar halen we in
vredesnaam die helmbossen vandaan? En die
schout maar lastig wezen. En de bode maar
met boetes aankomen. De Heren zitten veilig
in hun goedgebouwde huizen, veilig op een
afstand van die kokende zee. En de bode ver
tikt het om de boetes op te halen. En de
schout scheldt hem de huid vol van niksmut
en luilak en zuiper en... 'Dat ben je zelf... Je bent
niet alleen een hoerenloper. Je hebt ook met die
meid van Brouwer in de duinen gelegen. En met die
hoer, die Neeltje, hier in je eigen huis. Ja, ik weet
alles!'
'Stil, hou je bek!' 'Nee, ik hou m'n bek niet! 'k Zal je
nu eens zeggen wat ik op m'n hart heb.' 'Stil, zwijg,
zeg ik je.'
Schout van Duijsburg slaat met de vuist op
de tafel, kijkt angstig om zich heen. Zou zijn
vrouw 't gehoord hebben? Woedend springt
de schout op van zijn stoel. Dat gesodemieter
hier. Altijd is ie 't stootkussen tussen burgerij
en Heren. Dat stelletje aasgieren. Hij gaat
eraan kapot. Kapot!!! Hij trekt de deur open
van het Regthuys, grijpt de magere bode bij
zijn nek en smijt hem de buurt op: 'Doe je
plicht, zeg ik. Jij haalt die boetes op en anders hou
ik 't af van je loon...'
- 70. -