Koegras Kort na de aanleg van de Zanddijk (1610) bracht het Oger Buitenveld nog maar weinig op, maar in 1636 verhuurden de Heren het gebied voor 469 pond (=guldens). In 1654 is dit bedrag blijkens de administra tie van de rentmeester Dirk Abbestee opgelo pen tot 800,00. In 1699 is dit bedrag geste gen tot 1250,00 en in 1746 werd bij openba re verpachting zelfs 1805,00 per jaar gebo den. Aan het begin van de Zanddijk (hoek Helmdijlc) stond een keet die door de werklie den tijdens het maken van de Zanddijk (1610) gebruikt was. De eerste Callantsoger boer die de keet als schapenboet gebruikte was Adriaan Adriaansz. Vader. Op een kaart van Dirk Abbestee uit 1652 heet deze boet ook 'Vaders keet'. Ook enkele andere boeren plaatsten in deze hoek hun schapenboeten en - na verloop van enkele jaren - hun boerde rijen. Zo ontstond het gehucht de 'Groote Keeten'. Het Koegras dat ook wel het 'Grote Gors' werd genoemd, was een kwelder. Dat wil zeg gen een hooggelegen, begroeid buitendijks wadgebied dat alleen bij extreem hoge vloed onder water stroomde. Maar als dat gebeur de, moest je zorgen dat 'de schaapjes op het droge waren', dat wil zeggen op de Zanddijk. Heel vaak is deze dijk door de boeren op het Buitenveld gebruikt. De pachters van het Buitenveld lieten niet alleen hun eigen vee erop grazen, maar ook dat van anderen. Zoals het vee uit de Zijp, Wieringerwaard, Wieringen en zelfs Texel. De reden: Nergens was een betere plaats voor het weiden van jonge beesten te vinden. Het land werd ook als hooiland gebruikt. Hoewel er vaak goed verdiend werd, bleef het een riskant bedrijf, want het lukte bij plotse ling opkomende storm niet altijd, het vee in veiligheid te brengen. Het was ternauwernood, dat Adriaan Vader en Hillebrand Willemsz. Muller, twee pach ters "het leeven behielden, wordende insonderheid de laatste, sig aan de staart van een swemmend paard vasthoudende, wel driehonderd roeden ver door Den Grooten Slenk naar de hoogtens van den Zanddijk opgesleept." (Uit een rekest om vrijstelling van belastin gen d.d. 17-06-1741 door de pachters Adriaan en Pieter Vader). Jacob Coren van der Mieden, die zelf de boer derij 'Ketenburg' bewoonde, schreef aan zijn medeheren van Callantsoog onder andere: "Op het Buytenveld was geen heuveltje droogh. Alles was een formele zee en in het huys van Vader stond het water twee tegeltjes hoogh aan de haart. Aan mijn huys stond het tot aan de deur, die met mest en aarde moest worden dichtgemaakt. Des middernaghts kreeg Hillebrand (Muller) soo swa- ren aanslagh van water op zijn huys, dat hij voor instorting vreesde. Wim Lastdrager Het zuidelijk deel van het Koegrasgebied, het Oger Buitenveld, behoorde in vroeger tijden aan de Heren van Callantsoog en dat waren de Heren Van Brederode. Veilig op de Zanddijk. Storm Zo werden de pachters op zaterdag 29 april 1741 overvallen door een "onvoorsiene storm uit den noordwesten... die soo snelle als geweldige over- strominge tot gevolg had, dat op dien eenen dag zijn verdronken driehonderd schapen, seshonderd lammeren, vijf paarden en een koe. Bedragende naar het geld van dien tijd, ruim vijf duisend gul dens waardig." Het water stroomende door de huizen en doende alomme soo groote schaade, dat sij van heeden af nog wel tien jaaren werk hebben dien fatalen dag te boven te koomen Geen heuveltje droog. - 56.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1999 | | pagina 16