Het noodkacfieltje °P de foto die men W staat op l I noodkacheltje melkkoker. Ik was in 1943 ondergedoken bij m'n toekom stige schoonouders. We woonden in het keu kentje. Daar stond een fornuis. Op een van de lcoolcgaten stond ons noodkacheltje. De trek in de schoorsteen was goed, dris deed het 't prima. Tenminste als er maar houtjes waren. We - mijn vriendin en ik - zochten alles af naar hout. Hadden we iets gevonden dan moest er gezaagd en gehakt worden. De hout jes moesten 5 cm lang zijn en niet dikker dan 2 cm. Hadden we een mand vol, dan kon den we stoken. Om beurten gingen we voor het fornuis zitten. Eerst een stukje papier aansteken en als dat brandde, gingen de houtjes er stuk voor stuk in. Zo werd de pan met eten warmgemaalct of de melk in de melkkoker aan de kook gebracht. Het was een geduldig werkje. Vooral het hout sprokkelen was een probleem. Des te langer de oorlog duurde, des te moeilijker werd het om hout te vinden. Toen we bij een afrastering van prikkeldraad kwamen, meende mijn vriendin dat we er waren. Op mijn buik liggend tastte ik onder het draad door het gras af. En ja, ik voelde iets dat op een balk leek. Samen trokken we 'de balk' de weg op. Hij was 3 meter lang en loodzwaar. We slaagden erin hem achter ons huis te brengen. In 't keukentje zagen we bij kaarslicht dat onze jacks behoorlijk vies waren. Maar het feit dat we iets goeds 'georganiseerd' hadden, vergoedde veel. De volgende morgen kelcen we snel naar onze verovering. Het was geen balk! Het was een oude goot met zink erin. Daarop liepen pissebedden. Waardeloos! Toen mijn vriendin die morgen ging kijken naar de plek, waar we de vorige avond had den gezwoegd, ontdekte ze dat ze zich zo'n 5 meter had vergist. De balk lag er nog. 's Avonds trokken we er weer op uit. Het lukte de balk op de weg te krijgen. Voor tillen was hij te zwaar. Het meegebrachte touw kwam nu goed van pas. We sleepten hem onze straat in. Het laatste stukje moesten we toch tillen. Zo'n sleepspoor zou ons kunnen verra den. We kregen hem na veel gesteun op ons erf. Op een dag in het najaar van 1944 had mijn vriendin een balk zien liggen. Hij lag op een landje achter een Duitse keuken. Samen gingen we er 's avonds heen. Er was geen maan en de lucht was bewolkt, dus was het pikdonker. Maar we wisten de weg. Langs tuinmuurtjes, een paar bomen en een schutting lie pen we er behoedzaam heen. Ondertussen luisterden we of er geen Duitse patrouille aan kwam. Die kon je namelijk van verre al horen aankomen, omdat de soldaten ijzerbeslag onder hun schoenen hadden. De volgende morgen zijn we meteen begonnen met zagen en hakken. Al snel hadden we een mand vol houtjes. Ons kacheltje kon weer branden. De smerige goot hebben we in stukken weten te hakken en die hebben we op het landje gedumpt. Driemaal zijn we heen en weer gelopen. Toen we na de laatste keer weer op ons erf stonden, hoorden we een Duitse patrouille aankomen. We waren net op tijd thuis! Stel je voordat ze ons met zo'n stuk goot betrapt hadden! In de dikke van Dole lezen we: noodkacheltje primitieve kachel waarop men met weinig brand stof kan koken. En die brandstof betekende: kleine houtjes. Die moesten in de smalle opening van het cylindervormige apparaat gestopt worden. a in de museum- ELK MOEST ZO ZUIA41G MOOGLIJK STOKEM J H/kAST ZONDER SRA/MDSTOF ETEN KOKEN. dl UcLcirOp 0611 Wim Lastdrager foto: Corry Lastdrager - 55. -

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1999 | | pagina 15