Zowaar, schout van Duijsburg streelt de vrijster onder haar kin. "Zo, vindt u dat, heer schout?" vraagt in de hoek bij de haard, Theunis Muller, de verbannen secretaris van 't Oogli. "Daar mag u anders alleen maar naar kijken, maar aanko men niet! U bent ommers getrouwd, heer schout?" "Nou ja, ik kan ze niet allemaal haten om één. Wat jij, Neeltje. Haal me nou eres gauw een warm slok- kie..." Met geeft hij 't meisje een ste vige klap op de bips. "Nou, nou heer schout!" giechelt het meidje en duikt achter de tapkast. Ze komt terug met een kruik ouwe klare en een fraaie roemer. Met een doek neemt ze 't fijne glas keurig af. Ze weet best hoe een nette klant moet worden bediend. Intussen spint ze aan haar gedachtendraad: "'k Zal je lekker maken, heer schout... 'k zal je laten likkebaarden. Jij bent heel wat anders: edel wild! Heel anders dan die zeelui daar, die ongewassen viezeriken. Die stinken! Maar jij stinkt niet en je geld nog minder." Met haar sierlijke arm schenkt ze de jenever in 't slanke glas en zet het met een lief gebaartje voor hem neer: "alstublieft, heer schout, dat het u wel mag smaken" ldrt ze. En met 'n schuin hoofdje laat ze haar witte tand jes zien. Schout van Duijsburg grijpt het glas, houdt zijn hoofd wat achterover, kijkt haar schalks aan en leegt het glas in één teug. Hij zet het wat hardhandig neer, hikt: "Nog één, Neeltje! Nog één!" Ze wil het glas opnieuw vul len, maar dan grijpt hij haar arm: "Je bent toch niet bang van me, hè?" vleit hij "7c Heb 't vannacht wel eenzaam in huis, en koud in bed. Koud!" Zijn stem daalt tot fluisterhoog- te. "Daar weet jij wel raad op, hè? Ik kan best een jolig meidje een nachtje onderdak geven. Enne... 't hoeft niet voor niks... Vanavond om negen uur is de klink van de achterdeur los... Enne (met ver heffing van stem) schenk me nou nog eres in! 'k Heb ook wel trek in een hartigheidje. 'k Heb van daag nog niet veel gehad, 'n Paar gedroogde schar- ...maar dan grijpt hij haar arm retjes uit de hangen... En vis mot zwemmen, niet waar?" Hij loert rond en ontwaart Theunis Muller "Ik dacht dat je verbannen was en buiten Holland verbleef. Wat betreft die ontsnapping van Neele Dirk, daar zul jij wel meer van weten. Nou?" "Hoor es schout, laten we nou geen ruzie maken. 17c was niet voor de poes, u bént niet voor de poes. Wees nou verstandig en haal geen ouwe koeien uit de sloot. Jan Harge is weg, ik ben weer terug. Zand erover, zei de doodgraver. En dat was een verstan dig man. Neemt u er nu eens een op mijn kosten!" Na veel aandringen proeft de schout met de ogen dicht, 't Spul brandt in zijn keel. Vlug vult Muller 't glas bij. Het duurt niet lang of de schout ziet verscheidene lantaarns slinge ren. Zijn gezicht gloeit... Dan staat hij op. Iemand ondersteunt hem. "Neeltje, breng jij de schout naar huis. Wij weten een deftige gast naar waarde te schatten. Zorg, dat ie niet in de waterput valt. En niet de hele nacht wegblijven hoor!" Zo werkt Muller beiden de deur uit. Wordt vervolgd "Nee, ik ben niet bang van u, maar wel een beetje van uw vrouw..." "Kom, kom, die is ver weg, hele maal in Haarlem, haar moeder opzoeken." Hij zet haar op zijn knie, die domoor! En 't wordt stil in de herberg. Vele ogen loensen in 't donker zijn kant uit... - 53. -

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1999 | | pagina 13