zich gesloten, of hij geeft de slapende knecht een schop onder de lcont: "Hela, sufferd, inspan- ne! Je beste jak aanschieten, pruik op, steek. En rijd dat stel Heren minstens een uur rond. Anders heb ik de maaltijd niet klaar. Begrepen? Je verzint maar wat...Spaarnwou... De Hout... Vogelsangh...'t kan me niet schelen..." Als Van Duijsburg zijn glas bier heeft betaald, meent hij nog iets langer van de buitenlucht te moeten genieten. Hij gaat terug over de Groenmarkt achter de Sint Bavo. Langs de Vleeshal, de Vishal en de Jansweg, over het Klokhuisplein, de Damstraat in. Een postkoets, bespannen met een stel prach tige paarden, wringt zich door de smalle straat langs huize d'Appelaar, waar de don- lcerogige Susanna achter 't vensterglas een handwerkje verricht. Hij heeft de brunette altijd zo aardig gevonden, maar hij is met een ander getrouwd. Ook goed, hoor! Daar niet van, en lief, maar deze... Maar, weer moet Van Duij sburg opzij sprin gen. Een kleinere koets met drie heren ratelt door de smalle Damstraat. Iemand in de koets wijst naar hem. Naar hem... Cornelis van Duij sburg? De twee andere heren draaien hun hoofden om, knikken. Maar dan keert de wagen naar links bij het Waaggebouw, langs 't Spaarne, de Bakenessergracht, Jansweg, Janspoort. Van Duijsburg overpeinst wat dit heeft te betekenen. Drie heren... Wacht eens... Langs de Gracht, 't Verwulft over, 't klein Heiligland door, maar gauw op huis aan. "Ge zijt laat, Cor" verwelkomt hem Cristina van Vleuten, zijn vrouw. "Was 't druk op de secretarie"Ja veel schrijfwerk... Schrijfwerk, waar haast bij was... Missiven die af moesten..." Zo redt hij er zich weer uit. In 't looprek probeert Saartje, hun dochtertje, haar eerste stapjes te doen. "Schuif maar gauw aan... Zalm met boter... Uw lievelingskost...'k Heb voor u een stoop bier gehaald". "Nou, nou! 't Kan niet op. Ge weet..." "Ja, ik weet 't. Herman Guijkink is ook nog aan de deur geweest. Wanneer of de eerste aflossing nou eens kwam..." "En, wat hebt ge gezeijd"Dat uw vader een part voor zijn rekening zou nemen... Maar eet nu, Cor, hier uw bier. Ge moest wat kalmer aan kunnen doen. Ge zit ook de ganse dag maar bin nen. Uw vader heeft 't beter voor elkaar...". "Nou, mij niet gezien, dat baantje van vader. Noder (uit vaartverzorger) bij begrafenissen. Altijd met lijken en bedroefde mensen omgaan. Dan kun je beter de hele dag ganzepennen versnijden en de zandstrooi- er hanteren. De heer Van Valkenburg prees mij nog om mijn duidelijk handschrift. Zei, dat hij zonder vergrootglas... Hoor, er klopt iemand. Doe es open, Cristina." De koperen klopper rombommelde op zijn plaat, 't lawaait door heel het huis. "Iemand met een gelakte missive voor u." "Voor mij?!" Van Duijsburg verschiet van kleur. "Toch geen exploot van een deurwaarder, hoop ik". "Ach, wel nee... Toe maak eens open... Een cachet... Een lakcachet..." Van Duijsburg breekt de lakzegels voorzichtig los. Zijn ogen vliegen langs de regels. "Of ik... of ik voor een belangrijke bespreking mor gen te negen ure in het logement het Gulden Vlies in de Zijlstraat wil komen. Getekend doorj. de Veer, M.W. van Valkenburg en G. van Otelaar, Vrijheren van Callant-soogh..." "Callantsoogh... waar ligt dat?". "0, ergens in de kop van Holland, boven Alkmaar... ergens in de duinen. Bij de zee, gorsen, schapen, meeuwen". Hij stamelt, hij fluistert, hij beweegt tenslotte alleen nog maar zijn lip pen: "Beter zo... Weg van Susanna..." Opeens schatert hij het uit. Een harde lach is 't. Saartje schrikt er van, trekt een pruillipje. De traantjes komen door. Het keeltje wordt opengezet. "Nou moet je niet huilen, m'n Saartjelief. Vader lacht alleen maar... Ha! Ha!" Cristina komt haar kindje troosten: "Gij ook met uw harde lach. Wat valt er nu te lachen". Zij bukt zich over 't looprek, 't krijtend kind. Hij, Cornelis, kan de verleiding niet weerstaan, geeft zijn gebogen Cristina een klap voor 't gat. "Ha, ha! Toe Cristina, schenk mij nog eens in... Toe! Toe!" Hij trekt haar op zijn knie. Hij krie belt haar in de hals. Zij kan zijn liefkozingen niet weerstaan. Zijn donker, krullend haar. De fraai gepunte snor. De lange, slanke han den, waar kracht van uitgaat. Zij is weer vol ledig in zijn ban. Hij, haar man. Haar felbe geerde Cornelis. Zij vleit haar hoofd tegen zijn schouder, 't Kind ziet het. 't Wordt stil. Hij neemt de tinnen beker, schenkt die vol uit de klokkende stoop... "Hier Cristina, drink... drink... Laten wij samen drinken... 't Leven is goed. Ha! Ha! Callantsoogh...Cal-laants-öögh". Als de laatste tonen van het machtige Müller- orgel in de Sint Bavo verstomd zijn en de echo wegebt tussen de pilaren, kruipt de schemering aan uit kapellen en dwarsbeu ken. Alleen nog wat laat avondlicht, binnen vloeiend door de hoge, gotische ramen, -6.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1999 | | pagina 8