Voorgoed weg moeten gaan uit 't Oogh. Hij was nou immers vrij! Maar, stommeling die hij was. Toen greep ie weer naar de geneverfles. Het gevolg was vloeken en tieren. Dat krijg je dan, hè! Hij was met z'n stomme kop in 't Regthuys gebleven, 'vrijwillige ballingschap' noem de hij dat. Hij dreigde 't vaatje buskruit dat op zolder stond, in brand te steken. De Roode Haan zou kraaien! Maar zij gingen heen, blij met de centen. En hij bleef boven. Hij kreeg gezelschap van z'n vrouw en enkele anderen. Ze brachten 'bed en bulster' mee. Toen leek het Regthuys wel een Dolhuys. Van alle kanten kwamen de mensen kijken. Zelfs uit de Zijp, Petten en Den Helder kwamen ze naar 't Oogh. Gek was ie geweest! Op zondag onder de predikatie was ie met 'bed en bulster' naar zijn eigen huis teruggekeerd. Allen waren naar de kerk. Op 'de Buurt' was 't rustig. Later namen ze de beide hem nog overgebleven ambten ook nog af en wie kreeg nu deze baan tjes van secretaris en rentmeester? Wie volgde hem op? Die kroeghouder, de vermaledijde zwager van hem! Voor hem 'een gevonden penninkje'. Wat een vuil zootje toch! Wacht, hij kon de schuitbaas wel om een pijp toeback verzoeken. Dat verzet de zinnen een beetje. Ziezo, hij zat in de schuit. Hier kon de Heer Van der Mieden hem niets maken. Zijn 'gerechtelijke' arm reikte niet zo wijd. Zijn 'gerechtelijke arm'? Nou ja, arm Handje Als hij, Jan Harge, eenmaal in Hoorn was, zou alle leed geleden zijn. Van daaruit kon hij verder zien. Hè, wat doet die schuit vreemd. Het jagertje op 't jaagpad neemt de lijn in. De schuit bonkt tegen de wal. Ruiters, springende paarden, witte asem Wat? Een ruiter springt van zijn paard en gaat aan boord. De roefdeur wordt opengesmeten. De koude oostenwind ploft naar binnen. "Gij, Jan Harge, op last van Heer Van der Mieden, gearresteerd. Steek Uw handen uit." Zwaar geboeid wordt hij de hardbevroren wal opgetrokken en in een boerenwagen geworpen. Wat is dat een ver schrikkelijke terugtocht naar Callantsoog geworden. Met gehoon wordt hij door de bevolking ontvangen. "Burgers, sta, sta bij!" Zijn eigen woorden haalt men aan. Ze roepen het allemaal tergend langzaam: "Burgers, sta bij, sta bij!" Maar beneden in het Regthuys, nog dieper dan de kelder met de vergrendelde cel en het akeli ge kamertje met 'het bankje' hebben ze een verrassing voor hem, de voormalige baljuw schout, die het vroegere werkterrein zo goed kende; een donker hol, met opzet lager gemaakt, zal zijn verblijfplaats worden. Met twee zware sloten wordt hij 'aan de balck' geklon ken. Zo af en toe wordt hij 'voor de vorm ge-examineerd'. Niet om een proces op gang te brengen. O nee, hij mag, hij moet lcreperen. Dood! Dan is er geen bewijs meer. Maar Jan Harge is taai! Zijn vrouw Marytje is nog taaier! Zij maakt er werk van: "Wanneer komt de zaak van mijn man ter rolle?" Zij richt zich zelfs tot de 'Edele Groot Mogende Heeren Staten van Holland en West-Friesland'. Anderhalf jaar heeft haar man dan al in een natte, donkere te kleine kuil gelegen, met als enig voedsel water en brood. Haar smeekbeden worden tenslotte verhoord. In oktober 1742 wordt besloten Harge zeer in het geheim naar de 'Voorpoort' in Den Haag te brengen. Lichamelijk en geestelijk is hij dan een gebroken man. Pas in april 1743 velt het Hof van Holland het vonnis, dat voor mr. J. C. van der Mieden c.s. ver nietigend is. Ook de ambtsdragers die Jan Harge in zijn verschillende funkties hebben opge volgd, hebben een bedenkelijke rol gespeeld. Ziezo, hij zat in de schuit. 64

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1998 | | pagina 4