HET ONDERWIJS IN CALLANTSOOG VOOR 1802 EN IN DE PERIODE
1861 -1922.
In die tijd voor 1802 werd er nog maar weinig van een schoolmeester verlangd en met het
onderwijs was het toen nog in het algemeen droevig gesteld. Maar het salaris was er ook naar.
Het moest worden aangevuld met de schoolgelden van de kinderen. Waarschijnlijk werd er
meer waarde gehecht aan de 'kerkedienst' van de schoolmeester dan aan zijn 'schooldienst'.
Prof. P.L. Mulder schrijft dan ook in zijn 'Onze Gouden Eeuw', dat althans op het platteland de
schoolmeester als een aanhangsel van de kerk werd beschouwd en steeds als koster en voor
zanger fungeerde. De geschiktheid voor deze functies was een betere aanbeveling dan
bekwaamheid voor het onderwijs.
En die bekwaamheid behoefde niet groot te zijn. Lezen, schrijven en de eerste beginselen van reke
nen, dat was zowat alles wat een onderwijzer behoefde te weten. Natuurlijk moest hij wel ken
nis van het voorbereidend godsdienstonderwijs en in het bijzonder van de bijbelse geschiedenis hebben.
Na de hervorming, toen de hele gemeente psalmen begon te zingen, moest er iemand zijn die
bij dit zingen de toon en de wijs aangaf. Het sprak vanzelf dat dit aan de schoolmeester werd
opgedragen. Op het platteland waren geen orgels, omdat het bezigen van muziekinstrumen
ten in de kerk 'paaps' scheen.
Eerst Constantijn Huijgens heeft na een harde strijd de invoering verkregen. Intussen bleef op
het land een orgel in de kerk nog lang een voorwerp van weelde.
Op 8 januari 1861 moest de gemeente
raad een verordening vaststellen voor
een commissie voor plaatselijk toezicht
op de school, de onderwijzers en het
onderwijs en wel ter uitvoering van art.
52 van de nieuwe wet op het lager onder
wijs van 13 augustus 1857.
De vier rangen van onderwijsgevenden
uit de wet van 1806 verdwenen. Nu kwa
men er hoofdonderwijzers die minstens
400,00 en hulponderwijzers die min
stens 300,00 per jaar moesten ontvan
gen.
Tot opvolger van Klaas van Marken werd
op 3 juni 1870 benoemd tot hoofdonder
wijzer Klaas H. Heeroma uit Schagen.
Diens jaarwedde werd m.i.v. 1 april 1874
verhoogd tot 600,00 ten gevolge van de
hoge prijzen der levensmiddelen.
De op 26 december 1994 overleden heer J.B. Baken Gzn. woonde ruim 25 jaar met zijn vrouw op de Zeeweg
in Callantsoog.
Hij werd door zijn dorpsgenoten meestal 'Burgemeester Baken' genoemd. Deze in Callantsoog geboren en
opgegroeide man is namelijk burgemeester van Winkel geweest. Zijn vader was destijds in Callantsoog
veldwachter en zijn moeder was vroedvrouw.
De heer Baken beloofde de redactie van de Clock nog over het onderwijs in Callantsoog tussen 1861 en 1920
te zullen schrijven. Vlak voor zijn overlijden heeft hij dat nog gedaan. Bakens kleindochter, Lidy Buinink
heeft zijn aantekeningen geordend en uitgetikt.
De schoolmeester was als voorzanger een man van gewicht. Zijn hele ambt droeg een kerkelijk karakter.
Hij was bijna altijd tevens koster, klokkeluider en niet zelden doodgraver en soms lijkbezorger.
De bijbelse geschiedenis en de cathechismus waren hoofdzaken bij het onderwijs.
Nieuwe verplichte vakken op de school werden
aardrijkskunde, geschiedenis, kennis der
natuur, vormleer en zingen.
De banken in de Callantsoger school werden in de jaren
1954-1956 vervangen door tafeltjes en stoeltjes.
77