Wederom slaagde hij er in zich los te rukken en zijn vlucht voort te zetten. Toen ik over dat damhelc was geklommen, had hij zijn voorsprong weer weten te vergroten. Daar ik toen vrij wel aan het einde van mijn kunnen was gekomen, besloot ik nog eenmaal alles op alles te zet ten en indien het mij dan niet mocht gelukken hem vast te grijpen, mijn poging daartoe op te geven. Ook hij was blijkbbaar aan het einde van zijn kunnen gekomen, want plotseling zag ik, terwijl hij nog een tiental meters van mij verwijderd was, dat hij bleef staan. Toen ik mij bij hem bevond, stonden wij beiden hijgend en zwoegend tegenover elkaar, niet in staat iets te kunnen zeggen. Ik zwaaide daarop met de in mijn bezit zijnde brandende zaklantaarn heen en weer, met het doel de rijks- en de gemeenteveldwachter te laten blijken waar ik mij bevond. Enige ogenblik ken later vervoegde de rijksveldwachter zich bij ons, terwijl de gemeenteveldwachter op enke le meters afstand van ons zich in het donker bleef ophouden, blijkbaar met het doel niet door de stroper te willen worden opgemerkt. Nadat wij de stroper ons de plaatsen hadden laten aanwijzen waar hij het door hem geschoten wild (twee hazen) had verborgen, het door mij weggegooide jachtgeweer en de door hem weggegooide lantaarn, alsmede mijn uniformpet, die ik intussen ook had verloren, te hebben gezocht, hebben wij hem, na hem procesvervaal te hebben aangezegd, heengezonden. Nadat hij was vertrokken, kwam de gemeenteveldwachter zich bij ons voegen en toen bleek, waarom hij zich zolang in het duister had opgehouden. Wij zagen, dat hij kletsnat was, ter wijl hij van onder tot boven vol zogenaamd kikkertjeskroos zat. Toen hij, evenals wij over de reeds eerder genoemde sloot was gesprongen, was hij in onze richting gelopen. Hij was echter op een perceel weiland gekomen, dat door middel van een sloot, van het het perceel, waarop de rijksveldwachter van Twuijver en ik ons bevonden, was gescheiden. Hij had dat door de duisternis niet gezien en was toen hij mij met mijn zaklantaarn had zien zwaaien, terstond in mijn richting gelopen en regelrecht in die sloot terechtgekomen. Toen hij daar tenslotte weer bij zijn woning was teruggekeerd was het inmiddels drie uur ge worden en kon toen, na dat extra frisse luchtje dat hij geschept had, naar bed gaan. Callantsoog is nadien veel veranderd. Het stille rustige dorp, met zijn vele strandjutters en wildstropers, doch niettemin vriendelijke en gemoedelijke bevolking van voorheen, is nu een gezocht vakantieoord geworden. Het aantal vakantiegangers dat daar jaarlijks heentrekt wordt steeds groter. Vele nieuwe huizen en andere gebouwen zijn er gebouwd, waardoor het aanzien geheel is veranderd. Vrijwel ieder jaar brachten mijn vrouw en ik daar nog enkele dagen door. Het lieve kleine huisje door Jhr. Van der Poll met de nodige bijbedoelingen gekocht en veranderd, waarin wij onze wittebroodsweken hebben gesleten en waar de ooievaar voor de eerste maal bij ons op visite kwam, is er nog steeds. Van de vele vrienden, die ik daar, meer dan op een andere standplaats heb gehad, zijn er niet. veel meer over. Bij een bezoek aan de begraafplaats, achter de kerk, zag ik op grafstenen vele nemen staan van personen die wij zo goed hebben gekend. Evenals mijn voorganger ben ik er ook niet lang gebleven. Toen ik er twee jaar gestationeerd was geweest, werd ik zwaar rheu- matisch en moest om gezondheidsredenen verhuizen en werd in Hoorn geplaatst. HIJSKATROLLEN ENZ. Met toestemming van de eigenaren zijn te koop een paar hijskatrollen en enig boerengereed schap. U kunt er naar vragen tijdens de openingsuren van de boerderij 'Tante Jaantje' en op de zaterdagmorgen. Zomer 1965. Het lieve kleine huisje 60

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1998 | | pagina 20