Het vermoeden is geweest dat de daders militairen waren, die toen te Callantsoog waren gele gerd. Men heeft hen echter nimmer kunnen ontdekken. De rijksveldwachter van Twuijver, gestationeerd te 't Zand en ik, deden in de nacht van 23 op 24 december, in de gemeente Callantsoog een voorgeschreven nachtdienst. Toen wij ons om streeks 22.00 uur surveillerende in de Dorpsstraat bevonden, troffen wij daar de gemeente veldwachter Baken aan. Hij stond voor zijn woning, met het doel voor het slapen gaan nog even een fris luchtje te scheppen. Nadat wij een praatje met hem hadden gemaakt, besloot hij nog even een eindje met ons op te lopen. Toen wij buiten de bebouwde kom van de gemeente waren gekomen, zagen en hoorden wij, dat op een daar gelegen perceel bouwland werd gestroopt. Gedrieën begaven wij ons onmiddellijk in de richting, waarvan wij het schot hadden gehoord en konden aan de vuurstraal, die bij het afgaan van het schot zichtbaar was geworden, vrij nauwkeurig nagaan waar de stroper zich ophield. Het perceel bouwland waarop hij zich bevond, was echter door een poldersloot vanaf de openbare weg gescheiden. Nadat wij over die sloot waren gesprongen, hadden wij geluk. Achter een op dat land staande grote hoop tak kenbossen, konden we ons verdekt opstellen. Wij konden daar de stroper, die in onze richting kwam lopen, kalm afwachten. Toen hij zover was genaderd, dat hij zich tegenover ons bevond en op een afstand van ongeveer 10 meter van ons was verwijderd, hebben wij hem nog enkele meters laten lopen, met het doel hem van achter te bespringen. Toen het eenmaal zover was, spraken wij af dat ik hem van achteren zou vastgrijpen, terwijl de rijksveldwachter van Twuijver en de gemeenteveldwachter Baken, een tiental meters rechts en links van mij zou den gaan lopen. De bedoeling hiervan was dat als de stroper in een van die richtingen zou proberen te ontkomen, hem daar de pas af te snijden. Het gelukte mij hem te naderen en van achteren vast te grijpen en ik riep: "Halt politie." Hij wist zich echter terstond los te rukken en probeerde mij, met het in zijn bezit zijnde jachtgeweer, een slag op het hoofd te geven. De bedoelde slag kwam echter niet op mijn hoofd, doch bij toeval in een van mijn gestrekte han den terecht. Het gelukte mij hem het geweer uit zijn handen te rukken, waarop hij, voordat de rijks- en gemeenteveldwachter ter plaatse waren gekomen, hard weg wist te lopen. Het mag een wonder worden genoemd dat het geweer tijdens die schermutselingen niet is afgegaan, daar het zoals ons later bleek, met twee jachtpatronen was geladen en de beide trekkers naar achteren stonden. Waarschijnlijk is dat geluk toe te schrijven aan het feit dat het geweer in de losse modder van het bouwland terecht is gekomen. De stroper die gekleed was in een overall en gymnastiekschoenen droeg, had wel iets op mij voor. Ilc was gekleed in een uni form en droeg zware schoenen met lederen been stukken. Hij had om die reden al spoedig een kleine voorsprong op mij. Nadat ik hem een twin tig meter had achtervolgd, kwam hij voor een poldersloot te staan, waar hij overheen wist te springen. Ook ik sprong over die sloot, doch had het ongeluk, aan de overzijde in het water terecht te komen. Toen ik de wal was opgeklom men had hij zijn voorsprong nogmaals weten te vergroten. Niettemin hield ik de achtervolging vol. Na enkele honderden meters te hebben gelo pen, kwam hij voor een hoogstaand damhek, waar hij niet overheen kon springen, maar over heen moest klimmen. Daar ik zijn voorsprong aanmerkelijk had weten te verkleinen, gelukte het mij, hem alvorens hij zich over dat damhek had weten te werken, aan zijn kleding vast te grijpen. met het geweer een slag op het hoofd. 59

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1998 | | pagina 19