Deze personen waren zo uitstekend in het jachtveld bekend, dat zij blindelings iedere duin kenden en in de diepste duisternis altijd wisten waar wij ons bevonden. De stropers die alles deden om uit onze handen te blijven, hadden steeds uitgebreide maatregelen ge troffen. Het gebeurde maar al te vaak, dat zij met 4 of 5 man tegelijk de duinen introkken en dan gezamenlijk opereerden. Naast de geweer en de lantaarndrager liepen er dan nog enkele mannen mee. Deze laatsten liepen dan honderden meters vooruit, terwijl zij ook nog door een of twee mannen werden geflankeerd. De bedoeling van hen was, om op deze manier de in hinderlaag liggende politiemannen te ontdekken. Indien hen dat gelukte, liepen zij niet weg, doch bleven staan en begonnen te schreeuwen of met een bran dende lantaarn te zwaaien. De geweer- en lantaarndrager namen dan ijlings de vlucht en wisten op die manier een overtreding van de Jachtwet, die over het alge meen zwaar werd bestraft en waarbij ook steeds verbeurdverklaring van het jachtge weer plaats vond te voorkomen. Er bleef dan niets anders over om de overblijvende perso nen, voor het lopen op verboden grond (het bekende artikel 461 van het wetboek van Stafrecht) te bekeuren. Als op deze manier werd gestroopt, was het voor ons raadzaam om uiterst voorzichtig te zijn. Men bevond zich dan op moeilijk begaanbaar terrein, meestal in behoorlijke duisternis, tegenover personen in het bezit van vuurwapens en die soms ook onder invloed van alcohol waren. De gemeenteveldwachter die zoals gemeld indertijd jachtopziener was geweest, wist hiervan mee te praten. Toen hij zich op een nacht in het jachtveld bevond, werd hij door personen, die vooruit waren gelopen ontdekt. Vrijwel onmiddellijk daarop waren de geweer- en de lantaarndrager ter plaatse. Hij wilde toen in het licht van de in zijn richting schijnende lantaarn lopen, met het doel de geweerdrager te grijpen. Deze riep: "Ga terug of ilc schiet je kapot." Vrijwel tegelijkertijd loste hij een schot. Hoe het precies in zijn werlc is gegaan, wist de gemeenteveldwachter niet meer. Het door de stroper geloste schot, kreeg hij in zijn rug, waardoor hij voorover kwam te vallen. Het is toen een geluk geweest, dat hij dik gekleed was onder meer met een dikke duf felse jekker en nog een oliejas, waarvan hij een bundeltje had gemaakt en dat op zijn rug had gebonden. Indien dat niet het geval was geweest, dan waren de gevolgen ongetwijfeld ernstig geweest. Het bleek nu, dat niet alleen de oliejas, de duffelse jekker en zijn overige kleding op de rug doorzeefd waren van hagel korrels, doch dat enkele nog in het vlees waren gedrongen. 58 in hinderlaag liggen. Ik schiet je kapot

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1998 | | pagina 18