Mede naar aanleiding daarvan, werd door
natuurliefhebbers op beter toezicht aangedron
gen. Jonkheer v.d. Poll vond het een mooie gele
genheid pogingen aan te wenden 0111 op
Callantsoog een rijksveldwachter geplaatst te
krijgen. Daar de betreffende rijksveldwachter
dan, naast zijn taak van bewaking van de kolo
nie lepelaars, bovendien kon worden belast met
het toezicht houden op zijn jachtterrein, kocht
hij een in Callantsoog staande woning (Dorps
plein 14) voor een bedrag van 1000,00.
Hij liet daar het een en ander aan veranderen en stelde haar toen gratis als woning voor de
betreffende rijksveldwachter ter beschikking. Bovendien gaf hij te kennen dat de rijksveld
wachter voor het houden van toezicht op zijn jachtterrein een jaarlijkse gratificatie van
100,00 zou ontvangen.
Rijksveldwachter Scheffers was de eerste die daar werd geplaatst. Scheffers was een man van
ongeveer 35 jaar oud. Hij was zeer sportief aangelegd, beschikte over een enorme kracht en
een uitstekende gezondheid.
Helaas heeft hij daar niet langer dan twee jaar dienst kunnen doen.
Toen hij zich op een nacht in de duinen bevond, ontdekte hij daar enige stropers. Hij achter
volgde hen, waarop zij ijlings de vlucht namen. Zij sprongen over een langs de duinstrook lig
gende sloot en verdwenen over een daar achter gelegen perceel weiland. Scheffers sprong
eveneens over de sloot, doch had daarbij het ongeluk met zijn onderlichaam op een aan de
overzijde van de sloot staande paal terecht te komen. De verwondingen die hij daarbij opliep,
waren zo ernstig dat hij geruime tijd in een ziekenhuis moest worden verpleegd. Enige malen
moest Scheffers worden geopereerd en tenslotte is hij toch nog overleden.
In Callantsoog woonde de familie Braam. Mijnheer Braam was provinciaal duinopzichter en
had, toen ik daar was gestationeerd, niets anders te doen dan eenmaal per maand naar
Schagen te gaan en daar bij de toen in dienst zijnde betaalmeester zijn salaris te ontvangen.
Toen hij als zodanig werd aangesteld had hij tot taak, een grote duinstrook, die toen onder
beheer van de Provincie was gesteld, geregeld te controleren. Als hij dan kale plekken waar
nam, moest hij zorgdragen dat die met helm werden beplant om verstuivingen zoveel moge
lijk tegen te gaan.
Later ging dat toezicht van de Provincie over op het Rijk. Wie toen dacht dat mijnheer Braam
van Provinciaal-Duinopzichter, Rijlcs-Duinopzichter zou worden, dacht verkeerd. Niet hij doch
een ander werd met dat toezicht belast. Mijnheer Braam werd niet ontslagen noch in een
andere functie benoemd. Hij bleef rustig in Callantsoog wonen, haalde iedere maand zijn
salaris als Provinciaal-Duinopzichter zonder duinen, totdat hij eindelijk, bij het bereiken van
de pensioengerechtigde leeftijd, eervol werd ontslagen.
In de Callantsoger duinen werd tamelijk veel gestroopt en tengevolge daarvan heb ik, naast
het houden van toezicht op de kolonie lepelaars, veel dienst in het jachtveld gedaan. Het was
een zeer interessant werk, waarbij men steeds weer voor verrassingen kwam te staan. Als men
succes wilde hebben, dan diende men deskundig te werken, daar ook de stropers dat deden.
Een niet geroutineerde was meestal vlug gepakt, men kon aan de manier, waarop gestroopt
werd zien of men met een beginneling of een meer ervarene te doen had. De meer ervarenen
kwamen veelal met meerderen gelijk, lieten hun lampen nimmer langer dan hoogstens een
kwartier aaneen branden, doofden die dan en begonnen enige tijd later, op een geheel andere
plaats opnieuw. Als men hen dan voor de tweede maal waarnam, waren zij in een heel andere
richting, dan waar men ze eerst had waargenomen.
Wanneer wij ons onmiddellijk in hun richting hadden begeven, dan zou men ze zeer zeker
niet hebben aangetroffen. Om dat te voorkomen deden wij dat meestal niet, doch gingen op
een daarvoor geschikte plaats, daar waar wij dachten dat zij moesten passeren, in hinderlaag
liggen. Meestal hadden wij dan succes en wel voornamelijk als de jachtopziener of de gemeen
teveldwachter, die voorheen jachtopziener was geweest, zich in ons gezelschap bevond.
57