Ons gezin kwam gelukkig met de schrik vrij, maar van de boerderij waren alle ruiten naar buiten gedrukt en het dak was doorzeefd met bomscherven. De schade werd eerst provis orisch en later volledig hersteld. Dit vooral dank zij burgemeester Rehorst, die zich ook per soonlijk van de situatie op de hoogte had gesteld. Vanwege de risico's die ons gezin van 12 personen liep, werd op het erf van de boerderij een schuilbunker gebouwd, Gelukkig hebben we hiervan nooit gebruik hoeven te maken. In de zomer van 1942 werd in de nabijheid van 'het complex' op het land van de fam. P. Vader een echt kampement ingericht (zie tekening bij B) met geschutsopstellingen, barakken en schuilbunlcers. Het geheel werd door een prikkeldraadversperring omgeven. Het schijncom- plex bij ons verdween en ook de in de schuur ingekwartierde Duitsers. Hun woonruimte werd in 1943 opnieuw gevorderd. Het bejaarde echtpaar Jacob en Jannetje Vriesman, grootouders van Jannie en Kees Vriesman, moest op last van de bezetter hun huis aan de Duinweg in de Groote Keeten verlaten en werd in de schuur gehuisvest. Dat was vooral voor Opa Vriesman, een echte strandjutter, een grote straf. Gelukkig werden zij door ons grote gezin goed opgevangen en hadden zij toch nog een gezellig verblijf. Opa kon het niet laten toch af en toe naar de Groote Keeten te fietsen en op het verboden strand te jutten. In mei 1945 konden ze weer naar hun vertrouwde plek terugkeren. Hun huis had dienst gedaan als magazijn en zat na de oorlog nog volgestouwd met militaire uitrustingen. Het kampement (zie tekening bij B) werd in de zomer van 1944 al door de Duitsers verlaten. Aangezien het voor het grootste deel was opgetrokken van hout - o.a. houten baddings - was er in mei 1945 weinig meer van over. Als sneeuw voor de zon verdween in de barre winter 1944- 1945 alles wat brandbaar was in menige kachel of vuurduvel. Politie Koelemeij heeft daarbij hoogstwaarschijnlijk wel een of twee oogjes dichtgeknepen. MET PIET WIT, DE ZOON VAN DE SLAGER, DE WIJK IN 1950), deel 5 Op een gegeven moment merkte ik dat mijn klompen dun werden, ze begonnen te lekken. Dus liep ik over 'de Buurt' naar Simon Vogelzang. "Goeiendag," zei hij, "wat kan ik voor jou betekenen?" "Ome Siem," zei ik, "ik wil een paar klompen." "Wel, loop maar mee m'n knecht," was het antwoord. In het magazijn stonden keu rig in een rek de klompen en hij zette een paar voor mij op de grond. Ik paste, veel te klein, een ander paar, ook te klein. Aan het einde van het rek het laatste paar, dat waren de grootste. Ilc passen, nog te klein! "Tja," zei Ome Siem, "met zulke onbehouwen grote poten zal je naar de werf moeten en hak onderweg vast een grote boom om." Hij moest om zijn eigen grapje lachen. Bij het verlaten van het maga zijn, zie ik op het matje een paar klompen staan, ik stapte erin. Ze pasten. "Nou, Ome Siem," zei ik, "ik ben klaar!" "Ho, ho," zei deze, "dat zijn mijn eigenste klom pen!" 17

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1998 | | pagina 17