Dit gedicht is geschreven door Klaas Rietvink, overleden in 1984, in de tijd dat Callantsoog nog
een zelfstandige gemeente was.
Ons dorp van toen en nu.
Het raadhuis is vergroot. Het linker gedeelte is aangebouwd. De heropening was op 26-7-1919.
Voor het raadhuis poseert een groepje Callantsogers. We menen dat de rechtse persoon Aai
Mooij is. De grote man daarnaast is Pieter ten Boekei.
Soms krijg ik last van romantiek
en mijmer dan melancholiek.
Vergeef me 'k kan er niets aan doen,
over Callantsoog van nu en toen.
Be denk aan 't oud vertrouwde beeld
aan lief en leed dat 'k heb gedeeld.
Aan oorlog, onderduikerstijd
en aan 5 mei, voorgoed bevrijd.
Wat bleef er over van weleer
het dorp van toen bestaat niet meer.
De dorpsfiguren lang reeds dood
zoals Henk Bakker ons eens bood.
Piet Vos de vechter tegen 't naakstrandje.
Ook zijn weg, de jongens van Jantje.
En ook Aai Toom de electra specialist,
voorgoed verdwenen, weg gewist.
Waar bleef het eerzame beroep
van kassiesventer en lappiespoep?
Waar kon je zoveel nieuws opdoen
als in de scheerwinkel van toen!
En ook het buurten na het werk
bij de strandkluft of de kerk.
En wat men ook al niet meer doet,
dat men op straat elkander groet
Het dorpshart werd geruïneerd
recht toe, recht aan gerenoveerd.
Ook 't oude gemeentehuis,
door slopershand vergaan tot gruis.
Ook Mien de Waal in de barak,
Adriaan Vader en Jan Tabak.
Nog slechts als monument bewaard
op een vergeelde ansichtkaart.
Alleen de zee trekt nog zijn schuimend spoor
de branding bruist nog 't zelfde door.
Toch zijn de duinen al versterkt,
door mensenhanden opgewerkt.
Wat bleef is de herinnering
aan heel veel wat voorgoed verging.
En weer dreigt 't noodlot ons te grijpen,
door samenvoeging met de Zijpe!
Door de herindeling van gemeentes zijn
Callantsoog en Zijpe op 1-1-1990 samenge
voegd.
Dit gedicht is voorlopig de laatste bijdrage
voor 'de Clock' uit het dagboek van Klaas
Rietvink.
fotoarchief Jacob Vos Pzn.
15