ste anker krabde en het schip met razen
de vaart op Callantsoog afstevende. Daar
vond het precies om half acht rust mid
den in de stenen van dam 4, ongeveer
voor het duin 'de Seinpost'. Nu kwam
alles in de weer. Wij hadden in die tijd
juist een reddingsbootloos tijdperk. In
Petten was een roei-reddingsboot van de
NZHRM gestationeerd. Hier alleen een
vuurpijltoestel. Koortsachtig werd
gewerkt om het toestel uit de loods te
halen en in stelling te brengen.
Alles ging naar wens. De kruitlading werd
aangebracht en de kogel met de daaraan
bevestigde lijn in de loop gestopt. Adriaan
Vader ging op zijn buik liggen en bepaal
de de richting. Een schot en de lijn kwam
over het middenschip te liggen, waar hij
door de bemanning opgevangen werd. Spoedig was er nu een verbinding met de vaste wal
gemaakt en kon men aan de redding beginnen.
Er was nog steeds een hoge zee en het buiswater sloeg met geweld over het schip. Alles leek
rustig te verlopen, maar er kwam een kink in de kabel. Inmiddels waren er leden van de red
dingscommissie van Petten aangekomen en manschappen met de reddingsboot waren ook op
komst. Nu gingen er twee molens door elkaar malen, want ook de Pettemers wilden een duit
in het zakje doen, dit tot ongenoegen van de Callantsogers die alles zo tot in de puntjes had
den voorbereid. De verbinding met het schip was er, 'de broek' hing aan de lijn en de eerste
schipbreukelingen konden aan land worden gehaald. Alles was in grote spanning, maar daar
begon 'het lieve leven'. De voorzitter van de Pettemercommissie met zijn kornuiten diepte een
toeschouwer op die een woordje 'Noors' kon spreken. U moet dan weten dat het gestrande
schip de Noorse vlag voerde. Deze toeschouwer die volgens het zeggen van de Callantsogers
een 'klein borreltje' op had, werd door een Pettenaar in de broek gezet en zou naar het schip
worden getrokken om met de bemanning te spreken, als Adriaan Vader niet was komen aan
zetten en deze man nog vlugger uit de broek wipte dan dat hij er was ingezet. Nu moet U niet
denken dat dit alles geruisloos ging. Wat vielen er toen een harde woorden. Links en rechts
werd er 'zwaar' geconfereerd en het was tenslotte de directeur van de NZHRM die de
Callantsogers in het gelijk stelde. De bewuste man ging niet naar het schip en de
Callantsogers begonnen aan de redding. Spoedig was nu de eerste man aan wal gebracht.
Geheel volgens plan werden 12 schipbreukelingen met de broek aan land gebracht, hetgeen
weieens hoog door de lucht geschiedde, maar ook werden enkele door het water gesleurd. Dit
werd veroorzaakt doordat er nog veel beweging in het schip zat. Inmiddels werd de storm
minder en de overige 16 man van de bemanning besloten op het schip te blijven. Daar ston
den dan 12 doornatte Noren in de Callantsoger duinen en voor hen moest er onderdak en
droge kleren gezocht worden. Aan beide kon worden voldaan en omdat wij ook zonder
Burgemeester zaten, moest de toenmalige oudste wethouder als loco-burgemeester beslissin
gen nemen, welke niet dagelijks in zijn loopbaan voorkwamen.
In de namiddag van de stranding begon het weer op te klaren. De daarop volgende dagen
werd het bijzonder mooi en dagelijks kwamen honderden nieuwsgierigen het schip bekijken.
Men kon er met laag water vlak bijkomen. De kermis, aanvankelijk slecht, werd zelfs met één
dag verlengd. Veel was er overigens aan deze stranding niet te verdienen. Het schip voer in
ballast.
De firma Wijsmuller trachtte met enkele sleepboten het schip los te krijgen. Bij elk hoogtij
water beleefden de Callantsogers de sensatie dat drie machtige zeeslepers alle paardelcrach-
ten bijzetten om het schip los te trekken. Na vele verwoede pogingen gelukte dit in de mor
genuren van Dinsdag de 22ste September om half negen. Na een verblijf van 14 dagen en één
uur verliet het schip met enkele stoten op de stoomfluit zijn onvrijwillige ligplaats. Het werd
in een Amsterdams dok hersteld om de onderbroken reis voort te kunnen zetten.
Kort na de stranding liet de Sirenes de schroef flink
draaien. De kapitein hoopte zo ruimte om het schip te
maken.
69