REINUWTJE, ZE WERD REINING GENOEMD. Jacob Vos Pzn. enjannie Provily Reinuwtje Visser was geboren op 24-12-1876 en over leed op 16-3-1963. Zij kwam uit Petten en was getrouwd met Gerrit van Twuyver. Geboren op 5-1-1873 in de Bosweg, 't Zand. Overleden op 14-10-1940. Er werden acht kinderen geboren. Drie zoons: Willem, Kees en Bouwen. Verder vijf dochters: Trijntje, Dieuwertje, Neeltje, Jacoba en Guurtje. Zij woonden in een huisje in de Kuiperstraat. Dat stond op de plaats waar in 1996 het kantoor van Marcel Coltof nog was. Het was een mens die het in haar lange leven niet cadeau heeft gekregen. Haar man werkte als helmplan ter en steenzetter bij het onderhoudswerk op de dam men. Zelf werkte zij als schoonmaakster bij de fam. van der Poll en bij Jan Brouwer. En zij was wasvrouw! Alles op het wasbord en met groene zeep. Zij deed de was voor vele dorpelingen. Achter het huis stonden waslijnen van meer dan 30 meter lengte. Bij drogend weer hing er elke dag wasgoed aan de lijnen. De was was altijd kraakhelder en dat zonder 'omo' of andere merken. Werken, elke dag weer. Er moest geld verdiend worden voor dat grote gezin. Daar was veel voor nodig: eten, kleren, een fiets voor vader en brandstof voor de winter. Het huisje waarin ze woonden, had beneden een woonkamer, een slaapkamer en een loods die gebruikt werd als keuken en berging. Een steile trap leidde naar de open zolder. Daar sliepen de meeste kinderen. Het was er in de winter steenkoud, want het woord isolatie moest nog worden uitgevonden. In de winter kwam het voor dat haar man werkloos was. Het werk op de dammen lag dan stil en er werd dan ook geen helm geplant. Met tegenzin werd dan een beroep gedaan op het arm bestuur. Veel liever redde zij zichzelf Daarom ventte zij voor sinterklaasavond met taai-taai en speculaas. Die betrok ze van Dunselman uit Den Helder. Lopend ging ze door wind en weer met het halsjuk, waaraan twee blikken met koek hingen van huis naar huis. Als ze dan 'best loof thuis kwam, keken de kin deren uit naar de brokken die onderin de trommels lagen. Dat was voor hen, want de hele poppen waren voor moeders handel. Elke jutter wist, dat als hij een vrouw op het strand tegen kwam, dat het Reining was. Storm, regen, hagelstenen, sneeuw, dat alles deerde haar niet. Het gebeurde vaak dat zij kans zag een mooie balk mee naar huis te nemen, want brandhout voor de kachel was altijd nodig. Haar gezin was haar alles, daar vocht zij voor! Haar grote mond werd door sommigen gevreesd, maar ook haar goede hart was bij alle dorpelingen bekend. Toen eens op een koude winterdag drie kinderen uit de Groote Keeten op de regenbak van 'de Buurt' zaten, kwam ze toevallig langs. Ze zag dat de kinderen droog brood zaten te eten. Dat brood hadden ze gekocht bij Bas van Delft. Dat moest oud brood zijn, want dat was goedkoper en de bakker had het nog voor ze gesneden. Historisch is dat ze toen zei: "Nou m'n kinderen moete jullie dat nou droog opetenZe nam ze mee naar huis en deed er daar een likje margarine op. Wat een mens! Ze werkte bij Jan Brouwer, de manufacturier. Als ze met haar werk klaar was, kreeg ze vaak een pakje met sneetjes wittebrood mee. "Er zit echte hutter en kaas op en eet 't thuis maar lekker op," werd er nog gezegd. Maar thuis deelde ze het brood op aan d'r kinderen. Neeltje zei toen: "Moet jij dan niks moeder?" Zij loog toen ze zei: "Ik heb 't deer al opeten." Reinuwtje van Twuvver-Visser. 64

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1996 | | pagina 4