UIT HET LEVEN VAN KLAAS RIETVINK, deel 5
Jannie Provily-Rietvink
Wat ik ook nog wil memoreren is de grote watersnoodramp in februari 1953. Omdat onze
firma (Daalder) het onderhoud van Rijkswaterstaat langs de kust had, werden wij midden in
de nacht opgeroepen om waar nodig ingezet te worden. Allereerst moest een oude duiker die
onder het buitenduin en ook onder de weg doorliep, afgestopt worden met zandzakken. Het
was namelijk mogelijk dat de duinen aan de zeekant het zouden begeven. Dit was even ten
noorden van de Groote Keeten ter hoogte waar nu in het Botgat het schietterrein ligt. Dat dit
niet overbodig was, bleek kort daarna toen het water door de niet zo hoge buitenduinenrij
doorbrak en tot het duin aan de weg kwam te staan.
Ik ben overtuigd dat als wij met ons ploegje mannen in het licht van de koplampen in dat vre
selijke weer toen die oude duiker niet net op tijd hadden afgedicht de doorbraak daar onher
roepelijk was geweest. Het Koegras was dan erg nat geworden.
Nadat wij het Botgat hadden verlaten, spoedden wij ons naar paal 6. Dat is ongeveer ter hoog
te van Julianadorp waar ons gewone dagelijkse werk aan de zeewering toen was. Al ons mate
riaal dat wij daar voor nodig hadden, stond in de duinen achter de spoorrails die toen nog
door het hele duin liepen van Petten tot Huisduinen. Bij paal 6 was dan ook in de nacht van 1
februari 1953 een hele trein met materiaal aanwezig. Ook stonden daar op de rails een schaft-
wagen en een direktiekeet op lorries en ook twee kranen die toen al op de dammen werden
gebruikt. Het was in die nacht roetdonker, geen maantje te zien en zware regen. Toen ik het
pad van paal 6 opreed naar ons werkterrein kon je haast door de voorruit niet kijken door al
het buiswater vermengd met zand en schuim dat uit zee kwam. Zo reed ik dan langs dat ver
trouwde pad naar de zeekant.
Gelukkig dat de mannen achter op de auto over de cabine heen zagen wat er was gebeurd,
want anders was ik zo in zee gereden. Want wat was er namelijk gebeurd?
De buitenduinen waren zover weggeslagen dat de spoorlijn op het punt stond in zee te stor
ten, terwijl normaal daar ter plaatse nog twee rijen duinen voor lagen. Toen de mensen ach
terop de cabine sloegen, kon ik nog net op tijd stoppen en een stuk achteruit krabbelen om
een zekere ondergang te voorkomen. Het was een aanblik die ik mijn leven niet zal vergeten.
Hele lappen duin scheurde zo'n meter of vijf van de kant en verdwenen plotseling in de woe
dende zee. Hier was geen redding meer mogelijk en machteloos moesten wij toezien hoe alle
materialen met rails en al in het kolkende water verdwenen. Het was een angstaanjagend
gezicht zoals de zee te keer ging in die ochtendschemering. Ik zie nog de schaftkeetwagen op
een grote haalgolf de zee ingaan om daarna op een nog grotere golf tegen duin te worden
gekwakt. Dat over
leefde hij twee
keer en toen was
van de oude ver
trouwde keet geen
splinter meer heel.
Steeds kolkte het
water onder tegen
de duinen en
ondermijnde die
zo dat er voortdu
rend grote stuk
ken omlaag scho
ven.
In de nacht van de eerste februari 1953 kan de duinenrij de stormvloed niet meer
tegenhouden. Daardoor loopt de laagte in de duinen, die 'het Botgat' wordt
genoemd, geheel vol water.
foto C. Klaver
76