HET WORDT GEZEGD Teun Mooij Tzn. heeft spreekwoorden, gezegden en uitdruldcingen verzamelt die hij in zijn omgeving gehoord heeft. Hij heeft er 303 opgeschreven. Hieronder volgen er een paar. Wanneer iemand op late leeftijd toch nog tot een huwelijk komt, zegt men wel eens: Late haver komt ook op. Hij is zo fijn als gemalen poppestront, dat wordt gezegd van iemand die erg godsdienstig is. "Ben jij de lolligste thuis?" "Nee, dat is mijn broer, want die klimt bij het behang op." Van iemand die een onzedelijk leven leidt, wordt gezegd dat hij een schuinsmarcheerder is. Iemand die niets doet dan grootspreken of pochen, wordt een zwetsbol genoemd. Ophakkers zijn broekeschijters. Bluffers of opscheppers zijn bangerds. Een saaie kerel wordt ook een doodbidder genoemd. Het is bij Aaltje super schoon, je kunt er van de grond eten. Een lullebutter is een vervelende prater. Ze is zo lenig als een zwuup (zweep). Ze is erg lenig. Een Keetemer is iemand die in de Groote Keeten woont. Een likkebroer is iemand die veel van alcoholische dranken houdt. Wat hij gedaan heeft, wast al het water van de zee niet af. Hij heeft iets verschrikkelijk slechts gedaan, er is een onafwisbare schandvlek. Een kladdige hufter neemt het met de netheid niet zo nauw. Een nuf, een meisje dat voor veel dingen de neus optrekt en bijzonder veel aandacht aan uiterlijk en kleren besteedt. Van iemand die totaal geen vet op zijn lichaam heeft, zegt men wel dat hij brandmager is. Stakers worden gemaakt, nooit geboren. Omstandigheden zijn er de oorzaak van dat er niet gewerkt wordt. Boerengezegde: Door motregen, stront en fijne lui wordt je het meest belazerd. Dan gaan de poppetjes van de kast. Dan begint de ruzie of de herrie. Hij ging met z'n hele hebbe en houwe naar de verdommenis. Hij is zijn hele bezit kwijt geraakt. Waar broeken zijn, regeren geen rokken. Een likkebroer. 82

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1995 | | pagina 18