ADRIAAN VADER geschreven door Trijnie Dekker
Adriaan had een garage en handelde in fietsen. Zij woonden aan het Dorpsplein in een oud
boerenhuis tussen de manufacturierenzaak van Jan Brouwer en het boerenhuis van Kossen.
Adriaan had daar een garage en handelde in fietsen. Op de dars had hij zijn werkplaats, de
deuren stonden meestal open en ieder kon binnenlopen. Hij stond altijd voor iedereen klaar,
met zijn oude Ford was hij lange tijd de enige autorijder in het dorp. Later had hij een taxibe
drijf.
Zondags bracht hij de fam. van Honschoten naar de r.lc. kerk in 't Zand. Als de predikant van
Julianadorp in Callantsoog moest preken, haalde hij hem en bracht hij deze ook weer terug.
Adriaan was koster van de kerk, maar had naast het klokluiden en het schoonhouden van de
kerk, weinig behoefte om naar de preek te luisteren. Hij ging dan thuis zijn krantje lezen en
hij wachtte tot 'Monkybrand' (zoals Adriaan de dominee noemde) kwam koffiedrinken.
Naast het werk in het Armbestuur was Adriaan vuurpijlrichter bij de reddingsmaatschappij
en onderhield hij de reddingsboot.
De stranding van de Noorse vrachtvaarder 'de Sirenes' in 1936 was een hoogtepunt in zijn
leven. De eerste pijl, die hij schoot was meteen over het schip, zodat de mensen met de 'broek'
aan wal getrokken konden worden.
Ook was hij hoofd van de Kustwacht en als zodanig had hij steeds een mooi excuus tegenover
Jannetje als hij een paar keer per dag naar 'de kop van duin' wilde. Daar zat hij dan rustig met
zijn verrekijker en het deerde hem niet of er klanten waren of dat er voor de taxi gebeld werd.
Meerdere malen heb ik hem van duin gehaald, maar daar liep hij geen stap harder om.
Overigens was badgasten halen en brengen naar de trein in Schagen altijd een uitje voor hem.
En zij genoten van zijn verhalen.
Voor zuster Boendermaker, de wijkzuster, was hij jarenlang als er 's nachts geholpen moest
worden een trouwe hulp en bij het regelmatig 'schoonboenen' van Piet en Willem van Jantje
assisteerde hij ook. Hij was een blijmoedig, trouw en wijs mens. Een Westfries in hart en nie
ren, als het goot van de regen, zei hij: "Het loiket wel te regene." Hij stond altijd klaar, maar
alles: "Op z'n toid."
Op zijn land, waar later het bejaardenhuis gebouwd is, stond een oud boerderijtje, waar hij
kippen en een geit hield. Iedere dag ging hij voeren en kwam dan met de eieren onder zijn
pet weer terug. Vaak haalde hij dan bij ons 'een bakkie' en zei steevast als hij wegging dat hij
weer naar 'het minesterie van oorlog' ging.
Na de evacuatie van het dorp (1942) woonden Adriaan met zijn Jannetje de verdere oorlogsja
ren bij zijn zuster in Kolhorn. Toen ik in de hongerwinter t.b.c. kreeg en niet meer naar
Kolhorn kon om eten te halen, kwam Adriaan op een fiets met harde banden het voedsel bij
ons in Haarlem brengen. Na de oorlog woonden zij weer op het dorp en in ons huis, omdat
hun huis vernietigd was.
Toen Adriaan hartklachten kreeg, verhuisden ze naar het bejaardenpension 'Huys ten Oghe'.
Bijna 70 jaar zijn zij getrouwd geweest, geen kinderen en altijd samen. In 1979 stierf Jannetje
en drie weken later overleed Adriaan. Zonder 'zijn minesterie van oorlog' had hij het wel beke
ken.
Graag voldoe ik aan de vraag van Jacob Vos om iets over Adriaan Vader en zijn vrouw Jannetje Buis te
schrijven. Beiden zijn voor mijn leven zo bepalend geweest, dat ik mij Callantsoog zonder deze twee men
sen niet voor kan stellen.
76