'T IS ONS VOOR WAAR VERTELD
1920
Langs 't spoorlijntje naar St. Maartenszee was een groep dammenwerlcers bezig geweest met
het maken van wiepen. Op de dammen kon namelijk niet gewerkt worden door het hoge water.
Het was stormweer, windkracht 8 uit het zuidwesten. Er werkten mensen uit Petten, een paar
uit de Groote Keeten en twee uit Callantsoog.
Toen de dag om was gingen de Keetemers naar huis langs de werlcspoorbaan. Die liep toen
nog van Petten tot Den Helder, kort langs de binnenkant van de duinen. Een met puin en klei
verhard pad dat slecht te berijden was, maar achter elkaar fietsend was het de kortste weg
naar huis. De twee Callantsogers waren Jaap Bakker (bijnaam Jaap Sikkies of Jaap Hendriks)
en Hendrik Kooger (bijnaam Wulles). Ze vonden dat het pad 'bar slecht' was en besloten over
de Bellcemerweg naar huis te rijden, een rechte weg, de wind in de rug en je was zo thuis!
Nou hadden de fietsen van toen
nog geen remmen, het waren
zogenaamde doortrappers. Zo
vliegend voor de wind moesten
de benen wel als een gek op en
neer! Hendrik Kooger wist de
oplossing: "Ik haal de ketting er
of." Jaap Bakker volgde zijn
voorbeeld. En daar gingen ze,
windkracht 8 in de rug, reken
maar dat het hard ging!
De Schagerweg aan de Stolpen
naderde met daar achter de
brede Egalementsloot. Hendrik
wist met zijn benen langs de grond slepend op tijd te stoppen. Maar Jaap Bakker kwam met
een mooie boog midden in de sloot terecht. Gelukkig woonde aan de overkant Kees Tromp,
die toen nog 1 x per week met groente ventte in Callantsoog. Daar kreeg Jaap Bakker droge
kleren. Het paste wel niet zo goed, want Tromp was klein van stuk en Jaap was groot. De dank
was er niet minder om. Hoe hij thuis ontvangen werd, hebben we nooit gehoord.
Wiepemakers 1930
54