WAAR GEBEURD Ontleend aanBond van Dienstslachtoffers. "De Kareoler". Rubriek: Even omkijken. Barry de Wilde. Pzn. In het eerste oorlogsjaar (1940) bracht ons gezin gewoontegetrouw de zomervakantie door in Callantsoog, het vroegere vissersdorp achter de dui nenrij ten zuiden van Den Helder. Het was in die jaren een rustige familiebadplaats, nog niet geteisterd door friet- vretende dagjesmensen of daverende discomu- ziek. Het was toen zelfs een voornaam badplaats je. Vele families van adel en of in goede doen, had den er hun zomerverblij ven, waar ze elk jaar met personeel en al neerstre ken. Een enkeling bracht zelfs zijn paard mee. Zo kon je elke vroege ochtend de Jonker statig op zijn goudkleurige ruin langs het strand zien rijden, waarna hij hoofs de belangrijkste dor pelingen groetend over het Dorpsplein naar de bakker reed om er hoogst persoonlijk warme bollen te halen. Dat ons gezin Callantsoog frequenteerde, had met adel noch rijkdom te doen. Het kwam allemaal door Oom Jan. Aan het eind van de twintiger jaren was hij door zijn baas naar het dorp gestuurd voor een schilderslcarwei. Hij lag in de kost, zo noemde men dat, bij de familie Vos die een voornaam pension dreef op het Dorpsplein. Tja, bovendien was er in die familie een knappe dochter met margrietjesblauwe ogen, waar Oom Jan maar één keer in hoefde te kijken om stapelverliefd te worden. Nu was hij zelf een stevige, knappe vent om te zien. Geen wonder dus dat het tussen die twee klikte. Dat was niet direct naar de zin van Aafjes vader, want die had het niet zo op stadse mensen. Om een lang verhaal kort te maken, ze trouwden en Oom Jan is behalve voor een zeldzaam familiebezoek nooit meer naar zijn geboorteplaats Rotterdam teruggegaan. Trouwens, de familie maakte dat makkelijk, want Oom Jan's beide broers en drie zusters plus aanhang maakten al snel gretig, soms te gretig gebruik van de grote gastvrijheid van Jan en Aafje de Wilde. Oom Jan werd op den duur door de vader van Tante Aaf, Opa Vos, geaccepteerd, want Oom Jan was een voortreffelijk vakman en als een kameleon paste hij zich aan in de Callantoogse gemeenschap. Maar van de familie de Wilde moest Opa Vos weinig hebben. Een korte knik met het hoofd was zijn enige groet als hij voorbij stapte in z'n zwarte manchesterbroek en mouwloos vest, de ogen toegeknepen onder z'n pet en het kort geknipte grijze puntbaardje parmantig vooruit gestoken. Alleen voor ons, de kinderen, had hij een zwak. In de timmer manswerkplaats die hij met zijn zoons Jacob en Jan dreef en waar het zo heerlijk rook naar vers gezaagd hout en beenderlijm konden wij altijd terecht. „Opa Vos?" vroeg ik een keer terwijl hij de schaaf met lange halen over een plank liet gaan. „Wat is dat voor een ding dat voor het sekretarie* ligt?" „Een main," antwoordde Opa Vos in z'n zangerig Westfries dialect. En hij ging verder, want Opa Vos was kort van stof. Het was Jacob, zijn zoon die mij het uitlegde. In de eerste Wereldoorlog was op de kust bij Callantsoog een losgeslagen zeemijn aangespoeld en met een daverende klap ontploft. 42

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1995 | | pagina 18