KRONIEK UIT DE OORLOGSJAREN 1940-1945, deel 9, slot. Jan Prins De tijd van toen was, met een rondom aanwezige vijand, niet zozeer op leven als wel op over leven ingesteld. Dat overleven werd de laatste oorlogswinter bijzonder moeilijk, zowel licha melijk als mentaal. Lichamelijk, omdat er nauwelijks voedsel, drinken en brandstof was. De onzekerheid en twijfel omtrent het verloop en het tijdstip van afloop van de oorlog maakte, dat het geestelijk in balans blijven voor ieder ook niet altijd even gemakkelijk was. Bovendien was de verleiding tot het doen van normaal minder oorbaar geachte handelingen veel groter dan onder gewone leefomstandigheden en het bracht veel extra spanning met zich mee. Alle hoop ging soms verloren, terwijl het spreekwoord heel juist zegt: "Hoop doet leven". De winter was bitter koud. Op het Molenwater werd door de jongeren nog geschaatst. Er was enige ruilhandel van Kiriazi-Astra sigaretten die op het strand in vierkante groene blikken van 1800 stuks elk, waren aangespoeld. De ontdekking van een prachtige in een kist verpakte pompinstallatie in een verlaten huisje aan de Zandweg bij de bunkerstelling, deed even het visioen van een goede ruil tegen eetwaar ontstaan. Het waterleidingbedrijf functioneerde niet meer en water werd per tankwagen aan gevoerd. Menigeen zou belangstelling voor zo'n alternatieve watervoorzieningsmogelijkheid hebben. Helaas, bij een tweede tocht in de avond-spertijd bleek het ding al verdwenen. Een onbekende 'jutter' was ons voor geweest. En dan komt toch nog onverwachts een einde aan die geminimaliseerde leefomstandigheden. Capitulatie! Een nog onwezenlijk begrip. Voor velen vreugde, voor anderen nog de onzekerheid over het lot van familie en vrienden. Op naar boer Piet Vader, waar vriend Theo ondergedoken zit. Ook de Duitser die we 'Lappie' noemen en een paar collega's van de 'Herman-Goering' luchtlandingsdivisie, zijn daar inge kwartierd, niet wetend van het gelijktijdig verblijf van een onderduiker. 'Lappie', een door het dragen van een ooglap opvallende parachutist die, zoals het verhaal gaat, ooit met verlof in Keulen zijn familie bij een fosfor-bombardement had zien omkomen. Hij is gewoon om uit zijn Opel-cabriolet te springen via het verchroomde raamlijstje en het open dak. Nooit stapt hij door het portier uit. Hij blijft onder alle omstandigheden 'ein Fallschirmjager'. In de woonkamer zit de familie Vader om de tafel. Wij arriveren en krijgen op de goede afloop iets sterks, afkomstig uit het café van zoon Cor, aangeboden. Even later arriveert 'Lappie' met een collega. De laatste met accordeon. Ook hun veldfles met 'Schnaps' gaat van mond tot mond. Ondertussen vraagt de accordeonist: "Was soll ich spielen, der deutsche Parade- marsch?" Waarop iemand uit het gezelschap antwoordt: "Mag het ook de Engelse parademars wezen?" De muziek stopt abrupt. Er valt een stilte, waarna de woorden: "Gib meine Pistole," uitgesproken worden. Die woorden zijn tot de dag van heden in mijn geheugen gegrift. Er volgt een stortvloed van woorden van een niet geheel normaal en nuchter mens, zwaaiend met een pistool. Een bizarre situatie, die doorbroken wordt door geklop op de deur. Het is mijn moeder. In de deuropening naar de koegang staande overziet zij in één oogopslag wat er gaande is. Met stemverheffing en opgeheven arm beveelt ze ons één voor één op te staan en dirigeert ons naar de lcoegang. Daarna gooit ze, als een kordate sergeant-majoor, de deur ach ter zich dicht. Overdonderd en geïmponeerd 'Lappie' achter zich latend. Het scheelde die bevrijdingsavond van de 4e mei 1945 maar een haar, denk je zo'n 50 jaar later of ik had dit verhaal niet kunnen schrijven. De redactie bedankt Jan Prins voor zijn lezenswaardige teksten over de barre oorlogsjaren 1940-1945. Misschien zijn er nog meer personen die hun verhalen over 'vroeger' willen opschrijven. (Vertellen mag ook!) Wij nodigen hen uit om dan kontakt op te nemen met een van de redactieleden. 16

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1995 | | pagina 16