Op 6 januari 1919 kwamen Vader en Moeder uit Aerdenhout naar Callantsoog. Vader was namelijk aangesteld als jachtopziener in het Zwanenwater. Zij werden uit Schagen met paard en wagen opge haald. De eerste tijd woonden zij in 'Villa Dora', want Vaders voorganger Kos woonde toen nog in dat witte huisje, waar Gerard van Honschooten nu nog woont. Mijn vader was aangesteld door de ouwe heer van de Poll, die zei: "Je moet als jachtopziener altijd een roomse nemen, want als die ste len, moeten ze biechten." Als er een jachtdag was, kookte Moeder voor de invités en werd voor hen de tafel in de kamer gedekt. De drijvers kwamen om de grote ronde tafel in de keuken en die kregen koffie, soep en broodjes. Het was een hele drukte. De bekendste man, die op zo'n jachtdag wel eens kwam, was Prins Felix van Bourbon Parma, de man van de Groot-Hertogin van Luxemburg, de vader van de huidige Groot-Hertog Jean. Hij had een rood jasje met gouden tressen. Hij was ook katholiek en ging iedere ochtend naar de kerk. Moeder moest dan mee. "Je had dan veel bekijks," zei moeder, "hij in dat rode jasje en op een soort pantoffels." Naar de kerk in 't Zand ging ons gezin aanvankelijk op de fiets, later met de taxi van Adriaan Vader. Die werd de slak genoemd, omdat hij zo langzaam reed. Meneer pastoor kwam een keer bij moeder en vroeg: "Doe jij je boodschappen wel bij een room se?" Moeder zei: "Nee, natuurlijk niet. Er zijn hier geen roomse neringdoenden." "Dan moetje toch maar naar de winkels in 't Zand," vond meneer pastoor. "Daar prakkizeer ik niet over," zei Moeder, "ik zie me al gaan met al die tassen, nee dat doe ik niet, ik woon in Callantsoog, dus doe ik hier mijn boodschappen." Als Jan Koegelberg, de kruidenier de boodschappen bracht, zette hij ze allemaal op tafel en Moeder keek of alles er was. Op een dag zei Moeder: "Nou moet je me toch eens vertellen Koegelberg, er zijn twee soorten rozijnen en nou vind ik de goedkoopste eigenlijk het lekkerste." "Nou," zei Koegelberg, "dat zit zo. Deze komen uit Spanje en die andere heel uit het buitenland!" Voor de tweede wereldoorlog werkten veel Callantsogers in het Zwanenwater. Zo ook Arendje Kruit. Als je aan Arendje vroeg hoe oud hij was, zei hij altijd dat hij net zo oud was als Adriaan Vader. Als je dan vroeg hoe oud die was, zei hij: "Dat weet ik niet!" RIE VAN HONSCHOOTEN VERTELT Jacob Vos nam het gesprek op en Jannie Provily werkte het voor ons blad uit. 1993 Het huisje aan de ZuidSchinkeldijk in Callantsoog waar Vader en Moeder van Hon schooten woonden en waar nu nog hun zoon Gerard met zijn vrouw Lia woont. 82

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1994 | | pagina 18