Petroleum voorzover nog zwart verkrijgbaar, kaarsen en later een in de kamer opgestelde fiets op
standaard, zorgden voor wat verlichting. Bij het laatst genoemde was iemand van de huisgenoten
's avonds de klos met fietsen.
Een ambtenaar van de Rijks Waterstaat 'Vader Unk', die als één van de weinigen dagelijks langs het
strand mocht fietsen, bracht wel eens aangespoeld vet mee. Hij leerde ons daarvan kaarsen te
maken.
Er was ook met behulp van een 6 of 8-tal fietswielen een soort uurwerk-constructie mogelijk, waar
door slechts éénmaal 's avonds een gewicht geheven hoefde te worden, om de hele avond bij
(fiets)lamplicht te kunnen lezen.
Ook de voedsel-, kleding- en brandstofvoorziening vergde creatief vermogen en organisatietalent.
Kleding werd hersteld en versteld en zelfs van prikkeldraad afkomstige schapewol werd tot garen
gesponnen om sokken of truien te kunnen breien.
Rentenaars-bosje leverde hout, evenals de in de laatste fase van de oorlog in de weilanden geplaatste
palen. Deze palen werden verbonden door middel van ijzerdraden, die onder het gewicht van een
eventueel dalende parachutist aantrokken en scherfgranaten konden laten ontploffen. Zo snel als
vele palen daags geplaatst werden, zo vlug werd een aantal 's avonds weer gelicht. Mogelijk wilden
de Duitse soldaten, gelegerd bij verschillende onderdelen in en rond Callantsoog, ieder als groep
niet de sympathie van de burgers verspelen door aangifte van deze sabotage-daden te doen.
Eén van de Duitse troepenonderdelen was een Turkestan-regiment. Een afdeling Aziatische Russen,
die in Duitse krijgsgevangenschap voor de keuze kwam te staan om de hongerdood te sterven of in
het westen arbeidsdienst te gaan verrichten. Een keuze die natuurlijk in strijd was met alle toen gel
dende internationale rechtsregels. Recht, waaraan bij deze zeer jonge mensen van niet-Arisch ras
volledig werd voorbij gegaan. Slachtoffers van dictatoriale regiems. Mensen die, door communica
tie-stoornis, domheid en achterlopen werd toegedicht. Het gebruik van lucifers zou hen zelfs onbe
kend zijn geweest, waardoor het oude huis van de familie Daalder in het ontruimde dorp in brand
zou zijn geraakt. Verdichtsels, mogelijk wel door Duitse propaganda over 'Der Untermensch'
gevoed.
In werkelijkheid waren het warm-voelende mensen, waarvan een paar zich voor mij als grote broers
gedroegen. Mensen uit een cultureel hoog ontwikkelde landstreek, die helaas vandaag ook al te
kampen hebben met milieu-problematiek, zoals hun tijdschriften ons laten weten.
Hun aanwezigheid toen in Callantsoog èn die van een handvol Wit-Russen bij het kustartillerie-
onderdeel vergrootte de onderlinge betrouwbaarheid zeker niet.
Eén van laatstgenoemde Russen dook najaar 1944 in de Zaanstreek onder en was na de bevrijding
een eerste zaakwaarnemer in de Russische diplomatieke dienst te Den Haag. Ook was hij officieel
Russisch vertegenwoordiger bij de onthulling van een gedenkteken voor de gevallen Georgiërs op
Texel. Opvallend was destijds zijn goede pianospel en zijn uitgebreide kennis van de Nederlandse
geschiedenis. Deze Rus woont nu als gepensioneerd hoogleraar pedagogiek weer in de Sovjet-Unie.
Een en ander maakte hij bekend toen hij in Moskou de werken van dr. L. de Jong bestudeerd had in
verband met een publicatie over de februari opstand van 1941 in Amsterdam.
56