MEER NATUUR TEN ZUIDEN VAN ONS DORP
Op dinsdag 2 mei 1994 vond er bij de weidemolen een gesprek plaats tussen een paar bestuurleden
van de Historische Vereniging Callantsoog en de heer de Jong van het Wereldnatuurfonds. Ook de
heer Vonk onder wiens leiding de plannen gemaakt zijn om een stuk natuur ten zuiden van ons dorp
te behouden en of te herstellen, was aanwezig.
De eerste fase is klaar. De weidemolen draait. Het gebied er omheen zal met duintjes en laagten een
natuurgebied worden. Nu de tweede fase. Daar is veel geld voor nodig. Het Wereldnatuurfonds wil
helpen. Zie voor de plannen van de drie fases 'de Clock' juni 1993, blz. 40.)
EXCURSIE
Op donderdag 28 juli is er onder leiding van Cor Spijker en Kees Zwaan een excursie naar de
Weidemolen. Tevens wordt men geïnformeerd over de plannen die er zijn om ten zuiden van
Callantsoog de natuur weer een kans te geven. Verzamelen om 20.00 uur op de parkeerplaats
Kieftenglop.
44
Maar ieder schot mislukte;
Dat werk had geen geluk,
Van 't projectiel dat scheep kwam,
Brak zelfs de schietlijn stuk.
En de arme schepelingen
- Zij tobden reeds zoo lang -
Verhieven weer de stemmen,
Wat klonk hun noodkreet bang.
Vlak onder zich de golven
In wilde razernij!
Nog woester en onstuimger
Bij 't wassend vloedgetij.
Kan niemand hen dan helpen;
Vermocht noch klacht ndch bêe,
Hen uit den nood te redden,
Bij 't immer stijgend wee?
En voor de kustbewoners,
Meelijdend als altoos,
Wordt meer en meer de toestand
Der zeelien hopeloos.
Een enkele scheep'ling waagde
Soms 't lijfin d' oceaan,
Nadat hij zich van kleeding
Geheel schier had ontdaan.
Doch ook dit mocht niet baten;
Liet hij in zee zich af,
Dan rustte hij ook spoedig
In 't groote zeemansgraf.
Sinds de "Adder" werd verzwolgen
In 't hart van de Noordzee,
Was hier geen kustbewoner
Ten prooi aan zooveel wee.
Zoo gaarne willen redden
Bij 's scheep 'lings bange klacht,
En dan te moeten zwichten
Voor 's noodweer's overmacht.
O, dat is dubbel lijden;
Iets dat men nooit vergeet;
Dit zal wel elk getuigen,
Die 't bij ervaring weet.
Geen kustbewoner wijkt er,
Al doet hem de aanblik zeer.
Hij hoopt nog immer redding,
Bij kalmer, stiller weer.
Doch ach, wat geeft de stormwind
Om 's armen zeeman's lot?
Het schijnt of hij zelfs gruwzaam
Met menschenliefde spot.
Nog sterker raast de ontembre,
De zee raast even woest;
Geen wonder, dat ten slotte
Er 't schip voor zwichten moest.
Daar brak het schip in tweeën,
De masten smakken neer;
En angstig staamlen velen:
"O God, ze zijn niet meer!
Aan 't oog, dat nimmer schreide,
Ontwelde zelfs een traan,
Toen daar de maar gehoord werd:
"Het is voor goed gedaan!
Gij, die 't gevaarvol leven
Des armen scheeplings kent,
Die om het brood te winnen,
Steeds strijdt met 't element.
Gevoelt voor hem voorzeker
Wel warme sympathie.
O, dat dan de oude zeeman
Daarvan de vruchten zie!
Nog wachten er zoo velen
Op plaatsing in 't gesticht,
Door edle menschenvrienden
Te Egmond opgericht.
Draag dan voor 'd ouden zeeman
Vol liefde een penning bij;
Opdat 't gesticht voor hem ook
Een veilige haven zij!
Met dank aan de heer L.R.Deugd
in Den Helder. Red.)