Oom Aris Vriesman weet nog dat de oude locomotief door hem werd gestookt met kolen die per
schip vanuit Duitsland werden aangevoerd, dat moet dan omstreeks het jaar 1920 geweest zijn.
Als de kolen aan de Kolksluis gelost waren, werd er witkalk overheen gestort. Dit gebeurde om dief
stal tegen te gaan, want witte kool is eenvoudiger op te sporen.
Het had natuurlijk te maken met de armoedige omstandigheden waaronder de mensen toen moesten
leven en daardoor verdween er ondanks de witkalk toch altijd een hoeveelheid steenkool naar de
particuliere sector.
Het onderhoud van de spoorbaan werd verricht door de mensen die ook op de locomotief of aan de
dammen werkten.
De conditie van de locomotief en in het bijzonder de staat van de stoomketel werd 1 x per jaar
gecontroleerd door de Rijksdienst voor het Stoomwezen.
Eenvoudig technisch onderhoud werd door de machinisten en stokers uitgevoerd in de z.g. machine-
loods. Deze loods heeft gestaan bij paal 6, later bij paal 4 en ten slotte als laatste standplaats in de
duinen bij Groote Keeten.
Als het bovenstaande in de huidige situatie vertaald zou moeten worden, dan zou de spoorlijn nu
ongeveer ter hoogte van de strandtent van Rens Roos (1992 van Klaveren) lopen en de machine-
loods 100 m landinwaarts op duin staan.
We hebben sinds die tijd nogal wat duingebied ingeleverd!
Voor stoom is water nodig, dat water werd ingenomen uit een welput nabij Groote Keeten op de
plek waar nu (1993) ongeveer het appartementenhotel 'Callantsduyne' staat.
66
1946 Bij cle zware locomotief.
v.l.n.r. Ar is Vriesman en Pietje Weij.