Het is niet mogelijk een complete lijst te maken van alle stokers en machinisten die in de loop der jaren op het werkspoortje hebben dienst gedaan. Toch zijn er een paar namen boven water gekomen. De eerste locomotieven zouden gereden zijn door Maarten en Cox Thomas. Verder hebben in de 30er en 40er jaren Aris en Jacob Vriesman als machinist en als stoker dienst gedaan. Als stokers kunnen tenslotte nog genoemd worden: Piet Wey (kleine Pietje) en Henry Vriesman. Het laden van de voor de dammenbouw bestemde palen was geen pretje. De palen werden soppend in de carboleum per schuit aangevoerd en moesten met het handje op de wagens van het werkspoor worden geladen. Dat ging dan op de schouder, waarbij de gezichten tegen de inwerking van de carboleum vaak werden beschermd met een jutezak. Maar jute schuurt en in combinatie met de carboleum zorgde dat voor veel pijnlijke gezwollen gezichten. Het verhaal gaat dat het hoofd van ouwe Jan Wey, van nature al tame lijk fors uitgevallen door de carboleum en het schuren 2x zo groot geworden was. Maar ook dat heb ik uiteraard niet in de documentatie kunnen vinden. Vanaf zomer 1942 was het betreden van het strand door burgers ver boden. Voor het personeel werkzaam aan de zeewering gold uiteraard een uitzondering en daarvoor was een door de bezetter af te geven vergunning noodzakelijk. Zo'n stuk papier heette een 'Ausweis'. Deze Ausweis' verleende toestemming om tussen zonsopgang en zonsondergang op het strand te werken. Ik wil dit stukje beëindigen met een kleine maar kenmerkende gebeurtenis uit de bezettingstijd, alleen maar bedoeld om de leefomstandigheden uit die tijd te onderstrepen. Het gaat over Opa Vriesman, toen al ver in de zeventig. Hij had een groot deel van zijn leven op het strand doorgebracht en liet zich door een paar Duitse soldaatjes echt niet verbieden om op 'zijn strand' te lopen en te jutten. Op een dag bleef hij wat erg lang weg. Zijn kleinzoon Henry, die een Ausweis had, ging hem zoe ken. Hij vond Opa in de nabijheid van een groep oefenende Duitse soldaten, stokstijf bij een strand- paal staande. Toen Henry naar Opa toeliep werd hij door de Duitse onderofficier, die kennelijk de leiding van het gebeuren had, op de gebruikelijke wijze bijna van het strand afgebruld. Maar Henry verstond er niet veel van en zei alleen maar: "Ik kom mijn Opa halen." Dat hielp echter niet veel. Ook het Ausweis gaf niets, want Duitse onderofficieren konden heel vreemd denken. Het gevolg was wel dat Henry binnen de kortste keren naast Opa bij de paal stond. Pas na eindeloos lang wachten en dat was tot de Duitsers uitgeoefend en uitgeschreeuwd waren, mocht het tweetal ietwat ontredderd het strand verlaten. Opa is daarna tijdens de bezettingstijd nooit meer op het strand geweest, hij had toen wel begrepen, dat het niet meer 'zijn strand' was. Misschien is het bovenstaande iets om over na te denken als het weer 4 mei wordt! 70 Rest mij nu nog even stil te staan bij de mensen. Ook in de oorlog bleef werken op het strand noodzaak.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1993 | | pagina 10