Na deze inleiding wordt het tijd om de dammen ter sprake te brengen. Waarom werden deze dammen (ook wel aangeduid als hoofden, golfbrekers of pieren) gebouwd, eenvoudig gezegd om de stroom van de kust af te houden en daardoor de afslag van duin en strand zoveel mogelijk te beperken. Als we ons gebied als maatstaf nemen kan zeker niet gesteld worden dat de dammen er al sinds mensenheugenis zijn geweest. Integendeel, als we het traject Huisduinen - Pettemer Zeewering bezien, aan de hand van de door mijn neef Kees Vriesman verstrekte officiële gegevens, dan werd als eerste dam in 1700 het z.g. Kijkduinshoofd bij Huisduinen en als laatste dam, dam nr. 2.0 eveneens in de nabijheid van Huisduinen in 1929 aangelegd. In ons gebied bestaan de dammen dus zo'n kleine 300 jaar waarbij wordt aangetekend, dat de bouw in tijdvakken van 100 jaar verdeeld als volgt heeft plaats gevonden. In het tijdvak 1700 t/m 1799 werden 5 dammen aangelegd nr. 0 - 07 -1 bij Huisduinen nr. 21.3-21.5 bij de Pettemer Zeewering In het tijdvak 1800 t/m 1899 werden 21 dammen aangelegd nr. 13.1-13.3-13.5 in 1899 bij Callantsoog nr. 18.0 t/m 19.8 (9) bij St.Maarten aan Zee nr. 20 t/m 21.4 (9) bij de Pettemer Zeewering In het tijdvak 1900 t/m 1929 werden 76 dammen aangelegd nr. 11 t/m 12.8 (7)in 1900-1901 van Groote Keeten tot Callantsoog nr. 13.7 t/m 17.7 (20) van 1911-1917 van Callantsoog tot St.Maarten aan Zee nr. o.4 t/m 10.7 (49) van 1902-1929 van Huisduinen tot Groote Keeten De lokatie werd bepaald door Rijkswaterstaat en de uitvoering werd uitbesteed aan een aannemer. Eén van de bekendste firma's die bij de bouw en het onderhoud van de dammen in onze regio was betrokken was de fa. Daalder. De mensen die in dienst van deze firma stonden, kwamen meestal uit de streek waar het werk werd uitgevoerd. Geen wonder dat we hierbij talrijke familienamen uit Callantsoog en Groote Keeten aantreffen. 51 Hoe werden deze dammen aangelegd en door wie? Dwarsprofiel van een dam. Getekend in 1962. Totale breedte 28 m.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1993 | | pagina 11