j^aakxeto PAooj- cailakjcsoos
c m de waLvisvaak-c deel 5
Wim Lastdrager
Foto Ned. Hist. Scheepvaart Museum, Amsterdam.
Een foto (verkleind) van een door Jan Mooy in 1830 geschilderde aqaurel.
Deze in Callantsoog geboren Jan Mooy reisde op 12jarige leeftijd als kajuitwachter met zijn
vader, de commandeur Maarten Mooy, mee naar de Noordelijke IJszee om walvissen te vangen.
Later vestigde Jan Mooy zich in Den Helder als 'schilder en glazenmaker'.
Op de aqaurel, die betrekking kan hebben op de jaren 1791-1792, zijn op de voorgrond de
volgende schepen te zien:
v.l.n.r.
de 'Zaandamcommandeur Jan Simonsz. Walig wonende in Den Helder,
de 'Frankendaalcommandeur Maarten Jacobsz. Mooy wonende in Callantsoog.
de 'De Jager', commandeur Cornelis Riekels wonende in Den Helder.
VERDIENSTEN (1750-1800)
Commandeurs, stuurlieden, speksnijders en
harpoeniers voeren op handgeld en een
aandeel in de vangst. De overigen voeren op
maandloon.
Bij monstering ontving elk een gift, die in
grootte afhankelijk was van de functie. De
leidinggevende bemanning ontving ongeveer
22 gulden, de matrozen kregen rond de 11
gulden.
De maandgelden van de matrozen lagen
rond de 19 of 20 gulden.
WIE WAREN ER AAN BOORD
Het aantal bemanningsleden op walvisvaar
ders was gemiddeld 40.
De samenstelling was meestal:
een commandeur, een stuurman,
een speksnijder en een speksnijdersmaat,
drie harpoeniers, een timmerman,
een bootsman en een bootsmanmaat
een chirurgijn, een kuiper
en een dertigtal matrozen,
waaronder een kajuitsjongen en
een koksmaat.
78