Wel, die waren niet zo best. Je was blij als het hooi in huis was, want zowel lichamelijk als geestelijk was het een hele klus. Dan wilde je er meestal niet aan, dat die lichte aroma die je op de dars* op een zekere dag aantrof, iets te maken had met broei. Meestal was het moeder de vrouw, die er de eerste opmerking over maakte en ongetwijfeld zullen enkelen zich in de volgende samenspraak wel herkennen. Onder 'konkeltoid' zoi de vrouw teugen h'r man: "Ben je al op ut hooi weest?" Man: "Nei, weerom zou ik." Vrouw: "Oh, ik docht, 't lait er nou al een kloine week in en miskien zou je us kenne koike of 't nag broeit." Man: "Broeie? Welnei mens, hoe kom je deer nou boi?" (U weet het, mannen krijgen volgens goed gebruik later zorgen dan vrouwen. Er gebeurde na die toespeling dus niets.) Na een paar dagen, weer onder 'konkeltoid', volgde het volgende gesprek: Vrouw: "En?" Man: (direct reagerend) "Nou ja, hai dampt pittig." Vrouw: "Buurman Gert zoi ok al, gaat 't wel goed bai jolle in de berg?" Man: (pinnig) "Weer bemoeit die kirrel 'm oigenlijk mee, lait ie naar z'n oigen beweging koike. Toch zorgde de opmerking van buurman Gert ervoor dat het schrikbeeld van hooibroei niet langer werd verdrongen, doch onder ogen werd gezien. In plaats van het te ervaren als bemoei zucht, zoals aanvankelijk naar voren werd gebracht, werd de buurman nu deelgenoot gemaakt van de problemen die zich in het vierkant afspeelden. Om te ontdekken hoe erg het was gesteld, ging men niet alleen op de geur af, maar men 'ijzerde' het hooi ook regelmatig. Dit werd gedaan met een lang stuk staal (ca. 4m) in een punt uitlopend en aan die punt een weerhaak. De werkwijze was als volgt: Men stak het ijzer in het hooi op de plaats waar men de ergste broei verwachtte en dan moest men zo'n vijf minuten geduld hebben. Het bepalen van de juiste broeiplaats was ook nog een gok. Wanneer het waterbroei betrof, was dit meestal in het midden van de hooiberg en als zodanig makkelijk te lokaliseren, doch bij kwaliteitsbroei was het veel moeilijker te bepalen waar het precies zat. Na vijf minuten trok men het hooiijzer terug. Met de weerhaak kwam een vlokje hooi uit het binnenste van de hooiberg mee. Door het hooiijzer te betasten kon men ongeveer inschatten hoe heet het in de hooiberg was. Ook de kleur van het hooi gaf een goede indicatie van hoe het er in de berg voorstond. De nieuwe hooiijzers waren meestal voorzien van een thermometer, zodat je direct de tempera tuur kon aflezen. Meestal was het bij 70°C spitten geblazen. Wal waren de gevolgen van hooibroei? dars of dors is de plek in de boerderij waar men dorste. Dorsen is korrels uit de aren van het graan slaan. Vroeger gebeurde dat door middel van een 'vlegel Tegenwoordig wordt het dorsen machinaal gedaan. Hooibroei en dus ook hooispitten komt tegenwoordig (1992) nagenoeg niet meer voor. Het broeien werd al een stuk minder toen men van los gestort hooi op hooibalen overstapte. 1960) Nu men tegenwoordig veel gras in kuilen bewaart, behoeven boerin en boer zich over broei geen zorgen meer te maken. 35

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1992 | | pagina 15