Ik was inmiddels wat zweterig geworden, maar dat had niets met het mooie weer te maken, maar meer met mijn hart dat als een angstig vogeltje ergens boven in mijn keel zat te dreunen. Ik heb nooit van mijn leven zo naar Jan Vos verlangd als toen, maar Jan had kennelijk geen haast, want hij kwam niet opdagen. Aan de overkant in de Seinpost had de Duitse onderofficier kennelijk zijn verhaal gedaan want er werd behoorlijk gebruld en door elkaar heen geschreeuwd op de overbekende wijze. Gelukkig bleven ze wel binnen, de hemel zij dank, alleen werden ze steeds luidruchtiger en ook viel er af en toe een schot. Hoe dan ook het werd mij bang te moede, weggaan en de groep tegemoet fietsen leek mij toen een volledige afgang en hoewel ik mij de bevrijding van Callantsoog heel anders had voorgesteld bleef ik op mijn post in het Sterntje met een heel klein hartje de weg afturend in afwachting van de groep. Als je echt benauwd bent en je hebt geen flauw benul van wat er allemaal met je kan gebeuren en je bent 20 jaar oud dan duren een paar uurtjes een eeuwigheid. Een paar uurtjes duurde het nog voordat de groep arriveerde. Toen ik de situatie had uitgelegd, was goede raad duur. Wij wisten niets van de Duitsers in de Seinpost, aantal en bewapening was onbekend alsmede de reden van hun aanwezigheid. Zij daarentegen wisten alles van ons. Ze konden vanuit de Seinpost alles over ons aantal en onze bewapening te weten komen. Jan Vos besloot toen in afwachting van de komst van de geallieerde troepen de Duitsers niet te provoceren door uitdagend met onze bewapening voor hun neus te gaan paraderen. Ook wij bleven zo veel mogelijk binnen het Sterntje en richten ons zo goed mogelijk ter verdediging in om op alles voorbereid te zijn. Ik herinner me nog Jan Wey die met zijn lichte mitrailleur (brengun) bij het slaapkamerraam had postgevat en zo het hele terrein tussen Sterntje en Seinpost kon bestrijken. Zo gingen we de nacht van 5 op 6 mei in, een onrustige en slapeloze nacht. De Duitsers waren kennelijk bezig de restanten alcohol die nog in de Seinpost aanwezig waren op te maken en werden steeds luidruchtiger. Tegen zonsopgang werd het wat rustiger en herademden wij een weinig, het grootste gevaar leek geweken. En dat bleek ook zo te zijn. In de loop van de ochtend leek het erop dat de Duitsers hun positie op de juiste wijze hadden ingeschat. Zij waren aanzienlijk rustiger geworden en zochten zelfs wat contact met ons. Jan Vos speelde het tactisch, er werd niet op het inleveren van wapens aangedrongen en zo verliep die eerste dag in Callantsoog toch nog zonder moeilijkheden. In de loop van de dag verdwenen de Duitsers trouwens met hun hele hebben en houden met onbekende bestemming. Het wachten was nu op de geallieerden maar ook die bleken niet veel haast te hebben met de bevrijding van ons dierbare dorp. Ik ben niet helemaal zeker van de juiste dag maar ik denk dat het pas de volgende dag was (dus 7 mei) dat een jeep met een Engelse kapitein en nog enkele militairen in Callantsoog arriveer den. De capitulatie moest toch nog op min of meer officiële wijze plaats vinden. Ik was daar naast Jan Vos en nog enkele leden van onze groep als tolk zeer nauw bij betrokken. Wij stonden inclusief de Engelsen in de buurt van het dorpsplein op de Duitse delegatie te wachten die, zoals mij was verteld, onderweg zou zijn vanuit de marinestelling. 12

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1992 | | pagina 16