Er was niet alleen een verscheidenheid in typen molens maar ook in wateropvoer-
werktuigen die werden gebruikt.
Te onderscheiden vallen het vertikale scheprad, de vijzel, pompen en het hori
zontale scheprad of waaier.
Deze laatste constructie werd het meest aangetroffen. In zijn vereenvoudigde vorm
met vier houten schoepen (de waaier) draaide deze in een platte, liggende houten
kuip, waarvan de binnenkant rond was.
De kuip met de in- en uitstroomopeningen lagen onder de waterspiegel. De uit
stroomopening werd met een terugslagklepje afgesloten.
In de tweede helft van de 17de eeuw ging men hier en daar het scheprad, dat bij
een forse molen in staat was om het water ongeveer 1,3 meter op te malen, ver
vangen door de vijzel. Deze werd ook wel de schroef van Archimedes genoemd.
Daarmede werd een belangrijke stap gezet in de richting van verbetering van het
opvoerwerktuig, want nu kon een veel grotere opvoerhoogte bereikt worden.
Er waren molens, die het water met behulp van zo'n vijzel meer dan 4 meter kon
den opvoeren.
Dit was van grote betekenis voor de bemaling van de droogmakerijen.
Boven- obinnenkA.uieA-6 zoati die in No oud-Ho Hand nog voorkomen.
Ve BotkeApolden. op een kaajit uit 1907
7
De voormalige secretaris - pen
ningmeester van de polder Cal-
lingsoogde heer J.J.Brugman,
schreef voor onze vereniging
in augustus 1990 een artikel
over de Boskermolen.
Deze molen werd in 1910 buiten
bedrijf gesteld en naderhand
gesloopt
In een van de volgende nummers
van 'de Clock' zullen we aan
dacht besteden aan de Bosker-
polder en zijn Boskermolen.