ptec en XX^lXem van Ja.rrcje-
Ten. afaluuting van het ondzn.-
wznp 'Jantjz' dnukkzn wz het
hiznnaaAt atf.
*0p dz pZaatA van dz aato-boxzn
van Adaiaan l/aden. Ataat na (1990)
dz kadowinkeJL 'Bon Apantz'
O
Het enj van Jantjz.
In dz vonigz a^Zzvening van Piet zn Witlzm van Jantjz Atond op
33?" blz. 51 dat KJtlZzm dz oadAtz zoon van Jantjz uxu. 1/enAzhiZZzndz
oadz CaZZantAogzAA maaktzn onA zn. op attznt dat Piet dz oadAtz
waA. En dat blzzk bij naden ondenzozk jaiAt tz zxjn.
BziAtz-noimzlznai
NzZ Rzntznaan-Bakken
\jatk
73
Jantje was de moeder van twee oude vrij
gezellen, Piet en Willem. Ze bewoonden in
het oude armenhuis een apartement, dat be
stond uit een woonkamer met bedsteden en
een „achterend".
In dat achterend stond 's winters de geit naast
het fornuis, waar wel eens eten werd gekookt.
Wel eens, want Jantje nam het niet zo net.
Ze vond worst en taartjes wel het lekkerste
eten, dat er bestond. Een groot gedeelte van
haar inkomen besteedde ze er aan. Dat in
komen overigens brachten Piet en Willem
bij elkaar met strandjutten en schelpen vissen.^
Waar nu de auto-boxen van Adriaan Vader
staan, lag vroeger een wagonlading brand
hout en een berg hagelwitte schelpen. Ja,
hagelwit, want alle zwarte mosselschelpen
hadden de „jonges" er geduldig uit gezocht.
Tegen de winter werd veel hout verkocht
en tegen het voorjaar de schelpen. Hout
voor de kachel en „skilpe" voor de koestallen.
In die dagen was Jantje „rijk", ze ging soms
lopende naar den Helder of Schagen.
Zo'n tocht naar Schagen had eens bijna haar
dood geweest. Tenminste dat dacht men.
Op de terug weg uit Schagen kwam ze he
vig ontdaan een boerenerf opstrompelen.
Ze zag groen van narigheid. De boerin was
vol medelijden en beduidde haar toch binnen
te komen, toen Jantje plotseling werd over
vallen door een hevige misselijkheid.
Hetzelfde moment voldeed zich het drama,
ze kreeg een „bloedspuwing", een hevige,
waar geen eind aan scheen te komen. De
boerin was radeloos, stuurde ijlings een
knecht om een dokter. Toen die eindelijk
verscheen, vond hij een hevig ontdaan Jantje,
die toch maar niet begreep waar al dat
bloed vandaan kwam en dat ze tóch nog
leefde. De dokter overzag het slagveld, had
zijn diagnose al klaar en vroeg „Wat heb
je gegeten?". „2 bloedworsten van slager
Ploeger van't Noord", was het benepen ant
woord. „Dat dacht ik al zei de arts.
„Ga jij maar gerust naar huis toe, want die
bloedspuwing zal je wel hebben opgeknapt".
We wedden eAop gewezen dat in dt
Badbodz van IS juli 1959 (totn
ondzn. nzdactiz van
mzvn. C.H.KZooAtzn.bozn.-lAakóAon)
ook zzn antikzZ oven. Jantjz zn
haan. zonzn Piet zn WiZZzm had
gzótaan.
«w-
Y
T—a.".i
Een bromvlieg vloog zo hard voorbai
En dat j^af kwel en kommer
De pliessie kwam 'r an te pas
't Was een opgevoerde brommer.
Een veugel die had hoogtevreis
't Was een torenvalk.
Hai zoi: 'Ik koik niet naar benee
Want as ik dat doen, val'k.