Een zandweg met én het midden butnatlng leidde vanuit /iet zué- den naaA Ziet donp. Vat waj> zo toen én 1913 Jacob Baken naaA. Schagen faletAte, maaA ook nog én 1923 toen ondeutaande fioto van de Schlnkelweg wend genomen. Uoontaan mout tk naan Schagen filetben. Eenbt langi, het zo landelijke weggetje met In het midden een paandenpad van klln- kenb. Op de achtengnond ziet men 'de Gnoote l'lila' met tinkt daanvan de villa'4 'Llubeth' en 'Vona'Rechtb éi de kenk zlchtbaan. Wondt venvolgd. Vader kocht een fiets voor mij en leerde mij erop rijden. Voortaan moest ik dus naar Schagen fietsen. Eerst langs het zo landelijke weggetje met in het midden een paardenpad van klinkers: de Zuidschinkelweg. De weg werd onderhouden door de polder Callantsoog. Voor het verkeer in die dagen was dat onderhoud heel behoorlijk. Voorbij de villa-groep van Previnaire, later Van de Poll, lag eerst aan de linkerzijde het zogenaamde 'landje van Jaap Mooij Tzn.' Deze mocht het, omdat hij in dienst was bij de familie Van de Poll, gebruiken voor het inscharen van wat schapen en jong vee. Over dit landje werd vele jaren later een rijwielpad aangelegd. Aan de westzijde van dit landje lag in die dagen een prachtig nollen-gebied met een begroeiing van witte duinroosjes en driekleurige viooltjes. Ook lag er een zoetwaterslootje met een rijke flora. In onze schooljaren plukten we daar dikwijls 'ruikers' voor de brede vensterbanken in de school. In mijn geheugen zie ik ze weer staan: pinksterbloemen, koekoeksbloemen, rode en witte klaver, bevertjes' (trilgras),e.a. Dit plantenhoekje is door latere wegverbredingen verloren gegaan. Even verder rechts van de weg waren de hogere duinen, waarop aan de landzijde de bramen groeiden, die we in de tijd dat ze rijp waren, mochten plukken. Ook schoten hier in het struikgewas plotseling hagedissen weg. We trachtten ze dan te vangen.Doch dat lukte meestal niet. Een enkele keer leverde dat alleen maar een stukje staart op. Een paar honderd meter verderop groeide en groeit nog een meidoornheester tegen de duinhelling op. Deze had zo'n omvang dat we er - onzichtbaar voor anderen - onder konden schuilen. Dat hebben weieens gedaan.We hadden toen een een oude versleten geldbeurs bij ons. We knoopten er een touwtje aan en legden hem op de weg.Daarna wachtten we af wat er zou gaan gebeuren. En ja, daar kwam ouwe Dirk Vos met zijn melkwagen aanrijden. Hij zag de beurs liggen, stapte af en wilde haar pakken maar wij trokken aan het touwtje en hoorden hem mompelen: "D'r laikt wel un beist in te zitten."

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1989 | | pagina 4