Er was geld nodig om een nieuwe boot met een buitenboordmotor te kopen. De Jong kreeg van de familie Baks en dr.Bolle f2000,00 onder voorwaarde dat R.E.San ders mee zou mogen. Deze was accountant en volgens De Jong was hij een jood. A.E.de Jong had goede contacten met de heer J.R.Morré, een leraar aan de Am sterdamse machinistenschoolDoor zijn toedoen kon er een boot gekocht worden. Schilp zorgde voor een transportauto. Dat was een Duitse wagen, die gebruikt werd voor het vervoer van levensmiddelen. J.Emmer zou de wagen rijden, onder be ding dat hij eveneens mee zou mogen naar Engeland. Deze Emmer werkte voor de Duitsers en spioneerde tegelijkertijd voor het verzet. De transportauto was eigendom geweest van Van Gend en Loos. De Duitsers hadden hem echter gevorderd en daarna grijs geschilderd. De te vervoeren boot bleek te groot te zijn voor de dichte transportauto. Na e- nig overleg werd er besloten om hem te laten verkorten. Dat gebeurde op de werf van P.Saedt te Amsterdam. Deze werf lag destijds aan het einde van de Overtoom. De boot heeft tot aan het moment van vervoer naar Callantsoog naast het jacht van de heer Saedt gelegen. Daarbij moet nog opgemerkt worden dat de werf door de Duitsers was bezet. Zonder problemen werd de boot met toebehoren half augustus 1941 na 17.00 uur in de transportauto geladen. De benzine voor de buitenboordmotor werd verkregen door deze te tappen uit een aantal auto's van de Amsterdamse politie die in de werkplaats van het gemeentelijk vervoersbedrijf stonden. De auto met daarin de boot werd vervolgens geparkeerd tussen andere Duitse wa gens. De volgende dag werd de auto met inhoud naar Callantsoog gereden. Daar werd al les gelost en verborgen. De nu lege auto werd naar Amsterdam terug gebracht en opnieuw tussen de Duitse auto's geparkeerd. De eerste poging in augustus 1941 om het strand te bereiken mislukte. Een lek ke band en het zakken door de vlonder die over de sloot langs de Duinweg lag, verhinderde de tocht. Er moest gewacht worden op een volgende gelegenheid. Alhoewel het weer minder gunstig was, werd op 17 september 1941 toch de knoop doorgehakt. Het moest ook wel, want in het dorp werd al gefluisterd. Zo vroeg bakker Beun zich af, hoeveel 'vreters' er wel niet waren op die boerderij aan de Voorweg. Wederom werd de tocht door het land gemaakt. Het was heel donker, op een afstand van 10 meter zag men niets meer van de groep. Nadat een helper gerapporteerd had dat een Duitse patrouille al voorbij geko men was en op voldoende afstand was, kon men een stukje langs de weg rijden. Daarna ging het door de duinen naar het strand. Op het strand werd de boot door de bemanning in zee gebracht en kon de gevaar lijke tocht beginnen. Het onderstel waarop de boot was vervoerd, werd pas los gemaakt toen men een eind in zee was. Het zonk direct. De overtocht verliep voorspoedig. (Zie het verslag van de heer Schi1p dat hier na nog volgt.) Na aankomst in Great Yarmouth werden vier van de vijf bemanningsleden eerst ge screend. De Jong had een Brits paspoort en was meteen vrij man. Op 3 oktober 1941 werden allen door H.M. Koningin Wilhelmina in haar huis op Chester Square ontvangen. Toen kon ook de kaas die de boer uit Zunderdorp* voor de Koningin had meegegeven, aan haar worden overhandigd. Uiteraard was de goede aankomst van het vijftal in Engeland via de Engelse zen der in codevorm aan de thuisblijvers gemeld. Diezelfde boer had ook delen voor het onderstel, waarop de boot door het land en de duinen vervoerd moest worden, gegeven.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1989 | | pagina 4