We spreken af om 9.45 uur te vertrekken. Op de boerderij gebruiken we nog een een
voudig maai met een paar glazen melk, daarna wachten we in de stal tot het tijdis.
Als we vertrekken is, het goed donker, op tien meter afstand is niets van de boot,
het paard en de mensen te zien.
We rijden vlot door het land tot aan een plek op ongeveer tien meter van de weg.We
krijgen last van koeien die nieuwsgierig komen kijken en diebeginnen te loeien. We
zitten naast de boot en wachten op een van de helpers. Hij komt spoedig en meldt dat
de Duitse patrouille is gepasseerd en dat de weg dus vrij is.
Op de weg klinken de hoeven van het paard angstwekkend hard. De helper laat daarom
het paard naast de weg lopen, terwijl de boot op de weg rijdt. Na 50 meter maken
we een korte draai, met een ruk gaan we door een ondiepe greppel langs de weg en
dan trekt het paard zijn vrachtje het duin op. Halverwege zijn er nog wat moei 1 ijk-
heden, doordat een wiel in een kuil komt. Het kost moeite om los te komen, maar het
lukt. We komen op de plaats waar we moeten zijn. Het paard wordt afgespannen en we
trekken nu zelf de boot naar beneden en het strand op. In het mulle zand lopen we
nog even vast, maar weldra zijn we op het natte gedeelte en rijden vlot het water
in. Al spoedig zijn boot en onderstel vlot. Sanders, de Jong en ik klimmen in de
boot. Emmer en Broekman waden met de boot verder in zee,terwijl ik de sjorringen
van de motor lossnij en hem neerklap. De Jong tracht de motor te starten, dat wil
aanvankelijk niet lukken. Op een gegeven moment loopt hij toch. Het is inmiddels al
twaalf uur! We varen langzaam, maar in ieder geval gaan we vooruit.
Donderdag 18 september 1941
Het onderstel zit nog onder de boot. Ik geef order de voor- en achtersjorringen
door te snijden en de touwen binnen boord te halen. We duwen het onderstel met de
pagaaien onder de boot vandaan. De motor stopt. Na inspectie blijkt dat er een stuk
touw in de schroef zit. De Jong snijdt het touw eruit en we starten de motor op
nieuw. Het is een heldere nacht, ik stuur op de sterren en houd de poolster dwars
op stuurboord.
Er staat vrij veel deining, we maken niet veel vaart. De motor blijft goed lopen
de verf brandt er weliswaar af, maar hij wordt niet te warm.
Het licht van Callantsoog blijft goed zichtbaar. We kijken scherp uit. Het wordt
kil. We brengen de buiskap aan. We trachten te loggen. De lijn loopt echter heel
traag uit.Om vier 's morgens stopt de motor. We vullen benzine bij en dan start
hij weer vlot. We sleutelen ook wat aan hem waardoor hij beter gaat lopen.
De stroom zet ons om de noord. De boot ligt goed op het water, maar zakt achter te
diep weg. We maken water en gooien om beter te kunnen hozen een paar koffers en
een buikdenningsplank*over boord. Gelukkig blijkt het water maken niet van beteke
nis te zijn. Met het dag worden neemt de wind af. Ik stuur nu west. De zee neemt af
de deining blijft. Er is niets te zien. Om tien uur besluiten we van motor te wis
selen. De nieuwe motor start meteen,maar na enkele minuten slaat hij echter af en
wil niet meer starten. De pogingen om hem weer aan de gang te krijgen mislukken.We
zetten de Penta er weer op en varen weer. In de middag nemen wind en zee weer toe.
De motor slaat soms af, maar start ook weer vrij vlot. Regelmatig moet alles droog
gemaakt worden. De motor blijkt erg gevoelig te zijn voor vocht. Hij is wel zuinig.
We lossen elkaar aan het roer af. Door de kleine ruimte die we hebben, gaat dat niet
gemakkei ijk.
Om ongeveer zes uur 's middags zien we aan stuurboord een vliegtuig, dat snel inde
richting van Engeland verdwijnt. Enige ogenblikken later zien we rechtsachteruit
drie vliegtuigen. We staan klaar om de vlag te gebruiken. We zien ze op ongeveer
150 meter hoogte over ons heen vliegen. Weldra zijn ze uit het gezicht verdwenen.
De tweede nacht gaat in. De motor slaat weer af, we moeten pagaaien. We maken en
kele motoronderdelen goed schoon en blazen de benzineleiding door. De motor start
weer, we sturen nu om de west.
BusLkde.nyu.ng vlo ex op
de bodem van een boot.