Jutten behoorde natuurlijk ook tot de dagelijkse bezigheden van de 'oude' Ca 1 -
lantsogers. Alles wat de zee bracht, was voor de arme kustbewoners winst. Maar
dan moest je wel zorgen dat de strandvonder - dat was de burgemeester - of de
politie niet achter het gevondene kwam. Want alles wat aanspoelde en nog enige
waarde had, moest op het raadhuis aangegeven worden. De vinder kreeg dan later
een deel van de opbrengst.
Zo vond Klaas ten Boekei omstreeks 1880 bij paal 15 eens een vat boter.Dat was
een bof! Maar zo'n vat had je nog niet thuis. Met veel inspanning gelukte het
Klaas al rollend, duwend en slepend het vat langs het strand tot voor het dorp
te krijgen. Het was inmiddels donker geworden en Klaas besloot het er maar op
te wagen om het vat bij het duin op te slepen en vervolgens naar huis te rol
len. Bij het vervoer over de Buurt stond ineens de veldwachter naast hem. Die
keek olijk en zei: "Zo Klaas, dat is nogal wat! Wat zit er eigenlijk in?"Klaas
antwoordde heel eerlijk:"Ik denk boter." "Ja, ja," sprak de vertegenwoordiger
van het gezag, "dan morgen maar eventjes op 't raadhuis aangeven Klaas."
Klaas knikte. Na nog een kwartier zwoegen, kwam hij eindelijk met zijn vaatje
en met de pest in thuis.
Trijntje,zijn vrouw, hoorde het hele verhaal aan. Ze vond het zonde om al die
boter te moeten inleveren. Ze konden die best gebruiken.
In de loop van de avond kreeg ze ineens een idee. Klaas moest het vat maar in
de kamer voor het raam zetten. Dat gebeurde. Over het vat ging een mooi kleed
je en daar kwam de clivia op te staan.
Toen een paar dagen later de veldwachter kwam vragen, waarom het vat boter nog
niet aangegeven was, zei Klaas: "Ja, dat is raar gegaan. Ik had het vat achter
op m'n erf neergezet en toen ik de volgende morgen er nog eens naar wilde kij
ken, was het weg.
De veldwachter dacht er het zijne van en ging zoeken. Hij keek op het erf, in
het schuurtje, in de kelder, ja zelfs op het zoldertje boven de huiskamer.
Daarna bood Trijntje de veldwachter maar een kopje thee aan. Die nam 'zijn ver
lies' nogal sportief op. Hij ging op een stoel bij 'het tafeltje' met de clivia
zitten.Trijntje legde haar breiwerk naast de plant en terwijl de pelisie'zijn
thee opdronk en Klaas dit zwetend ook deed, praatten ze over koetjes en kalf -
jes.
Na nog een 'koppie' zette de veldwachter zijn pet op, mompelde zoiets van:
"Voortaan beter op je spullen passen en bedankt voor de thee" en ging naar bui
ten.
Klaas zuchtte heel diep. Hij keek Trijntje dankbaar aan en ging ook even een
luchtje scheppen. Daarna zetten ze samen het vat boter in het keldertje.
Die winter hadden ze elke dag boter op hun brood. Een ongekende weelde!
Het bovenstaande veihaal belust op waaiheid.Het is
veiteld dooi Alie ten 8oekel, de kleinzoon van de j
in het veihaal genoemde Klaaó ten Boekei.
Het geheel weid opgexckieven dooi iU. Lastchagei.
iJ-
Strandbober
In memoriam Arie ten Boekei
Op 20 maart 1988 overleed Arie ten Boekei. Hij was een van de eersten
die zich na de oprichting van onze vereniging in november 1988 aan
meldde als lid.
Hij was een 'echte oude Callantsogerdie veel over vroeger wist te
vertellen. Helaas zijn er te weinig van zijn verhalen vastgelegd. In
'de Clock' no. 1, jaargang 1986 staat zijn verhaal over 'Stropen en de
neus van Teunis', hierboven het verhaal over Strandboter
Jammer dat dit verhaal het laatste van Arie moet zijn.
We zullen hem in Callantsoog missen.