1De Brederodes HlzKondzK volgt een ovzA.zlo.ht van dz zigzncuvu In dz loop dzK zziwzn. De gebieden die na de vloeden van de laat Middeleeuwse transgressiefase resteerden van de voorheen gesloten kust, maakten door hun geïsoleerde ligging enige tijd een zelfstandige ontwikkeling door, maar reeds in de 13de eeuw herstelden de Hollandse graven het gezag. Graaf Willem II gaf 1250 'Callensoog' in leen aan een belangrijke Hollandse leenman: Willem van Brederode. Vanaf dat tijdstip tot 1568 is de heerlijkheid Callantsoog, inclusief het strand ten zuiden van Callantsoog met slechts korte onderbrekingen steeds onder beheer geweest van de Brederodes. In 1568 overleed Hendrik Brederodeals zijnde de laatste der Brederodesrkinderloos 2. De erven Brederode. Door het kinderloos overlijden van Hendrik van Brederode waren er leenrechtelijk geen erfgenamen. Zijn bezittingen werden geconfisceerd en ingelijfd bij de Koninklijke Domeinen. Het beheer werd opgedr.agen- aan een rentmeester van de Koninklijke vroonlanden. De weduwe van Hendrik, Amelia gravin van Nieuwenaar, liet haar aanspraken, volgens testament gelden, op de jaarlijkse opbrengsten en in 1576 herkreeg zij alle goederen en rechten. In 15 78 werden de Brederodegoederen in leen gegeven aan Reinoud van Brederode(de naaste en oudste mannelijke afstammeling uit het geslacht Brederode, tevens heer van Cloetingen, Voshol, Haeften, etc. etc.) met dien verstande dat de rechten van Amelia onaangetast'dienden te blijven. In 1588 werd Hendrik van Schauwburg, aan wie oorspronkelijk door Hendrik van Brederode de heerlijkheid Callantsoog testamentair was vermaakt, met Callantsoog beleend. Deze overleed in 1597, waarop zijn vierjarig zoontje, Joost Herman, onder voogdij van zijn moeder en schoonmoeder het bezit erfde. Uiteindelijk werd in 1610 de heerlijkheid verkocht. 3. Periode 1610-1876. In 1610 sloten vier heren als gelijken de koop van Callantsoog waarna op 14 januari 1611 de ridderschap, edelen en steden van Hollandt en West-Vrieslant de heerlijkheid officieel aan hen beleende. Deze heren waren: de beide broers David en Johan Colterman, hun neef Albert de Veer en Philips Doublet. Zij werden beleend, elk voor een vierde deelmet "het goed int Och, zijnde de heerlijkheid van Calantsoge mit haren toebehoren, met hooge, middele en lage juris dictie, gronden, landen, aanwassen, tienden, pachten, erf pachten, wateren, molens, visscherijen, vogelrijen, duijn- waranden, stranden, zeegevonden, en verdere appendentien ende dependentien derzelver.". Voornoemde personen kregen aldus de status van heren van Callantsoog met het recht van regeermacht. Door vererving en onderlinge overdracht gingen de bezittingen over op hun nakomelingen Ilz kaaAt kizKnaa^t. Lzt op dz plaatA uiaaK Kond 1665 kzt hiuA van dz dulnmzlzK dulnopzlzktzK) i>tond. ItioKdt vzKvolgd.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1988 | | pagina 13