'Ce t Miïr Cdeel 3)
Een vervolg op de fantasie voorkomende In het
Landbouw Weekblad van November 1S96.
22
"Welzoo, welzoo!" sprak Bart Verhoog,
Zie Ik u weer te Calandsoog?" -
"Ja Bart," was 't antwoord van dien Heer
Hit Alkmaar's Vut, "daar ben Ik weer
Ik kwam eens kijken naar den stand
Van 't een en ander aan het strand,
Oi er nu reeds Iets lt> gedaan,
Tot wering van den oceaan;
Want naar Ik hoor, li het gevaar
Nog grooter dan verleden jaar,
Omdat een zomentorm met kracht
Verwoest heefa wat men had volbracht."
"Wat zal Ik zeggen, waarde keer?
Ik denk: nleti goeds voor deze keer.
Ieti li gedaan, maar leder denkt,
Vat dit niet veel beichermlng schenkt
Kijk, op dien zanddijk, daar omhoog,
Behorende tot Calandsoog,
Is nu een seinpaal opguteld,
Vle met zijn teekens luid veimeldt,
Vat er een storm de kuit genaakt.
Vat 's wel een bewijs dan men nu waakt,
En dat men het gevaar erkent,
Maar wordt het daardoor afgewend?
Verbeeld je nu een dat die paal
Vu avonds met zijn teekentaai
Verkondigt, dat om In den nacht
Een stormwind uit 't Noordwuten wacht!
Waar moet je dan met vrouw en kind,
Net vee en have, voor den wind
Buchermlng zoeken, aló de lucht
Zoo zwart ali roet is en 't geducht
Gaat buldren langs het smalle strand?
Buchermt die paal dan dorp en land?
Wij vlsschers, kunnen ook, naar 'k gis,
Wel zien o{, storm In aantocht Is.
En bltji je, och, dan spoelt de zee
Weldra je heele boeltje mee." -
"'k Betreur dien toestand," sprak die heer,
"En 'k vat niet, dat, bij zomerweer,
Geen macht van volk is aanguteld,
Tot wering van het stormgeweld.
Men heefa den toutand toch bezien;
Men weet, dat men hier hulp moet blen" -
"Ja, hier en daar," sprak Baat Verhoog,
"Hier, bij ons dorpje Calandsoog,
En daar, tweehonderd meter wijd,
Bij strandpaal Achttien. Als de strijd
Vaar weer gevoerd moet worden, ach,
Van wordt 't voor velen nooit meer dag;
Want t strand is daar bijzonder smal,
Met slechts een enklen lagen wal
Ofi zandrug, weinig meters hoog.
J&..U W