De klok in otiije Icerlctbfetx (deel i) kdJiiaan Kutten "GhenanduA de Wou maakte, mij in hut jaan onze& Henen 1491." 8 Op de klok, die in onze kerktoren hangt, staat in het randschrift onder anderen: De klokkemaker Gherardus de Wou was gieter. Hij was waarschijnlijk geboren te 's Hertogenbosch. Hij staat daar in 1474 als 'magister Gerardus de Woude' in het poorterboek - een soort Burgelijke Stand - ingeschreven. Vanuit 's Hertogenbosch maakte hij reizen naar verschillende steden om er klok ken te gieten en in 1482 vestigde hij zijn gieterij in Kampen. De klok is dus in 1491 gegoten voor een kerk onder het patronaat van de heilige Johannes de Doper. Callantsoog had, zo blijkt uit een oorkonde van 8 april 1505 'Sunte Johan Baptista' als patroon - beschermheilige). Met de heer J.BAKEN ben ik van mening dat de klok al in de oorspronkelijke1 kerk' van het eerste dorp heeft gehangen. Wanneer die eerste 'kerk' ten onder is ge gaan, is onduidelijk. De heer SCHOORL (1973) noemt 1510 als ondergang van het eerste dorp. In zijn voortreffelijke boek 't OGE (1979) geeft hij een gewijzigde visie en stelt dat 'het eerste dorp' - "door de stormvloed van 27 september 1510, maar vooral door die van 2 november 1532 zozeer bedreigd en aangetast werd, dat om streeks 1540 de vestiging in het noordwestelijke gedeelte van het eiland in ver sneld tempo plaatsvond". - Hij maakt geen impliciete melding van het verdwijnen. Hij baseert deze gegevens op het immense onderzoek van GOTTSCHALK II p.334 e.v. p.542, resp. de storm - vloeden van 1509 en 1552). Echter, je moet toch ergens een keuze maken tussen 1509, 1532 of later, want je kunt moeilijk aannemen dat er in 21 jaar geen enkele melding zou zijn van her stel of herbouw van de Kerk. Zeer onwaarschijnlijk kan het jaar 1509 1510 genoemd worden, immers de INFORMACIE UP 'T STUCK DER VERPONDINGHE VAN HOLLANT ENDE VRIESLANT GE - DAEN IN DEN JAERE 1514 geeft daartoe aanwijzingen. Dit 'register' dat voor de belastingen - verpondingen - werd aangelegd biedt ge degen aanwijzingen. Net als nu met de belastingen hebben mensen toen aangetoond, dat ze door bepaal de oorzaken niet in staat geacht werden hun belasting te betalen. In deze INFORMACIE - enquete - van 1514 werd met nadruk gevraagd naar de schul den van de plaatsen, want sommige plaatsen hadden na de stormvloed van 1509 -dus 5 jaar na de ramp - geen geld voor herstel van have en goed. Men moest lijfrenten en losrenten verkopen om aan geld te komen, dus zat men met schulden. Er blijkt duidelijk uit dat het dorp nog in 1514 bestond met 150 haardsteden. -Haardsteden zijn huizen-. Wel gingen in dat jaar 1514 ongeveer 20 haardsteden verloren, echter niet door de stormvloed, maar door sterke zandverstuiving, ongetwijfeld veroorzaakt door het loswoelen van het zand door de zee, mogelijk zelfs door allerlei wild, zoals konijnen.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1987 | | pagina 8