Xe Xax^t
l'.ir
l t «"1 v\ ,Sf
|)|0/ I s3s> :i)Eith'ierOotg óp'de. fantasie voorkomende, in het
;,u:.jfaandbouwlJJ eekblad van November. 1896»
Onheilspellend stap'len wolken in kei itlesten op elkaar»
Voor haar vormen doen zij denken aan een reuzenadelaar
Vie zijn vleugels altijd verder uitbreidt aan den hemeltrans
daardoor de aard niet meer kan deelen in een maan- o& sterrenglans
Uit zijn oogen schieten stralen, die slechts voor een oogenblik
't doelend waterveld verlichten, nu 't tooneel van angst en schrik
En als hij den snavel opent, gromt en bromt het vrees'lijk luid,
Als bewijs van zijne woede, bij t aanschouwen van zijn buit.
Ook op zee gaat het nu ruischen,
als een voorspel van 't tooneel,
daar de bastoon zal weergalmen,
als 't voornaamste en sterkste deel.
Allengs nad'ren reeds de golven,
wit gekuifd en zwart gekleurd,
daardoor 't strand meer gaat verdwijnen
en steeds dieper wordt verscheur
't Is oi aard en hemel beide a
nu vereenigd zijn tot een
't Is een zwarte, donk're chaos,
waar elk spoor van licht verdween.
Op een windstoot volgt een ander,
heviger in woeste kracht,
Vie het golfaeweld vermeerdert
in dien vreeselijken nacht.
Altijd stormen woeste golven
naar het reeds verzwakte strand,
daar de duinreeks reeds gaat wagg'len,
voor dien aanval niet bestand.
Nog ün aanval - en de duinen,
ondermijnd door t golfaeweld,
dorden door die woeste krachten
als een molshoop neergeveld
van den storm, een droei geluid;
't Is het kleppen van de kerkklok,
dat nu angst en nood beduidt
En bij al die droeve klanken
klinkt een noodkreet door de lucht
Van een huisgezin, dat klagend
voor het nad'rend water vlucht
t Is vergeefs! Ontemb're golven
woelen bruisend over 't land;
Niets is voor haar kracht beveiligd,
niets houdt voor haar woede stand.
Vam en dijk zijn reeds bezweken,
en bij zooveel grievend wee,
Hoort, men hier de mens eken jamm'ren,
daar het loeien van het vee
Bart Verhoog
6
■«Vi -J-. "-v. •-.■»
§fl i. X 5*! .J
En - daar hoort men boven 't loeien