Hier, meer bij t tegenwoordig itrand, lag ik nog 't omgeploegde land, En zethi het wielilag op den weg. 't li waar, menheer, wat Ik je zeg." "Maar moet men," vroeg de itadimeneer, "Van nu nleti doen tot tegenweer? Er dient waarachtig wel gewaakt, Voordat de itormtijd weer genaakt!" "Vat zeg ik ook, mijn goede Vrind, Want ali de tijd weer komt van wind, En ati dan hier nieti wordt gedaan, Van zat het dorp niet lang beitaan. En denk eeni, wat- daar achter ligt! Het wordt één zee voor het gezicht. i at irhaUi dun aan vee en tand Voor den gedrukten boeremtand. En bij züo'n grooten watennood Vindt menigeen een droeven dood!" 't li vreet»'lijk, Bart, wat gij vermeldt, Maar ii er dan gebrek aan geld?" "Gebrek? Vat weet ik niet, wel, dat Het Rijk geen luit heefit om dien ichat Van geld te geven voor 't hentel." "Geen luit? Maar hoe? Venta 'k u wel?" "Het Rijk zegt iteedi:""Wien Lvater deert, Vie zorgt dat 't water wordt gekeerd; Het ii dui een provincieplicht Vat 't noodig werk daar wordt, verricht."" Maar nu zegt de Provincie weer: ""Betalen? Ik? de hel^t, nieti meer, Het Rijk de andere, want de nood Vie hier ontitaan zal, ii te groot. Hoord-Hollandi heil itaat op het ipel; Vat ii geen peulichil, denk dat wel."" "Zoo zal het nu wel blijven gaan, Tot dat de itorm weer op zal itaan. Maar dan - o, God - dan ii t te laat, Geen menichenwerk dat dan meer baat!" Toen iprak de Heer uit Alkmaar'i Veit: "Ik groet je Bart, ik wenich je 't bert." Hoofidichuddend ging hij van dat oord En dacht aan 't geen hij had gehoord. Wordt vervolgd)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 1986 | | pagina 5