14 Dr. J. Hemelrijk, portret uit 1935 door Jaap Weijand. GEMEENTELIJKE ONDERSCHEIDINGEN VAN BERGEN NH 10 J.A.G. van Herwijnen Kunstschilder, 1964 veilen ten behoeve van hun minder vermogende collega's. Ter inspiratie van zijn leerlingen werd er veel aandacht besteed aan algemene culturele vorming en hingen er door de hele school kunstwerken, veelal uit de Boendermaker- collectie. In verband met de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog moest Hemelrijk eind 1940 zijn functies als rector en gemeenteraadslid neerleggen. In september 1944 werd hij opgepakt en vanaf voorjaar 1945 zat hij gevangen in concentratiekamp Buchenwald. Op 6 septem ber 1945 werd de terugkeer van Hemelrijk en twee andere ontslagen, maar wel steeds doorbetaalde, Joodse docen ten op het Murmellius Gymnasium gevierd. Bij zijn officiële afscheid op 29 april 1953 werd Hemelrijk benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Door zijn invloed werd de rol van de gemeenteraad groter, waar voorheen de wil van burgemeester Van Reenen 'wet was'. Als lid van het Comité Behoud Bergerbos streed hij jarenlang tegen de verkoop door de Van Reenens van delen van het bos - bijvoorbeeld aan de Sparrenlaan en langs de Meerweg - als bouwgrond. Op 31 augustus 1962 ontving Hemelrijk de Erepenning van de gemeente Bergen uit handen van burgemeester L.J. de Ruiter, in het bijzonder voor zijn strijd voor het behoud van de natuur. Op de Erepenning is de tekst gegraveerd ‘Aan doctor Jacob Hemelrijk, raadslid vanaf 1927 tot 1962. ‘Non sibi, sed omnibus’. 31 aug. 1962.’ (De La tijnse spreuk betekent 'Niet voor zichzelf, maar voor allen'.) Na zijn overlijden in 1973 besloot de gemeenteraad het Brederodelaantje te vernoemen naar Hemelrijk, die daar vrijwel dagelijks wandelde. Op 31 oktober 1964 ontvingen de vier onderstaande kunstenaars ter gelegenheid van hun 75ste verjaardag uit handen van burgemeester L.J. de Ruiter de zilveren Erepenning van de gemeente Bergen, met een oorkonde gemaakt door Nico Berkhout. Jan van Herwijnen (Delft 1889 - Bergen 1965) groeide op in de Jordaan in Amsterdam in een groot arbeiders gezin. Als elfjarige trok hij de wereld in en hield zich met allerlei baantjes in leven. Gedesillusioneerd keerde hij tien jaar later terug naar Amsterdam en besefte: ik wil schilder worden. Hij schoolde zichzelf door het kopiëren van de oude meesters in het Rijksmuseum. Daar werd hij opgemerkt door de onderdirecteur, Wil lem Steenhoff, die een grote steun voor hem werd. Via hem kreeg Van Herwijnen een beurs. Hij studeerde maar kort aan de Rijksacademie en vertrok in 1912 naar Parijs. Na zijn terugkeer (1914) begon hij met het tekenen van portretten van paupers, doven en blinden. Na een korte opname vanwege een psychische crisis besloot hij psychiatrische patiënten te gaan tekenen in de Utrechtse Willem Arntsz Stichting. De expositie van deze 32 levensgrote portretten, de 'krankzinnigen-teke- ningen', begin 1920 in kunstzaal Heystee maakte hem in één klap bekend in de Nederlandse kunstwereld. Er volgden succesvolle exposities bij kunsthandel Van Lier, die hem financieel steunde door veel van zijn werk aan te kopen. In 1934 betrok Van Herwijnen een atelierwo- ning aan de Zomerdijkstraat in Amsterdam, waar Dien den Eerzamen bij hem introk. In 1936 vestigden zij zich in Bergen aan Lijtweg 16. In de Tweede Wereldoorlog verbleven zij buiten Bergen en vanaf 1945 woonden ze aan Eeuwigelaan 18. De waanzin van de oorlog moet hij schilderend verwerken, zo komt een indrukwekkende serie portretten van dode mensen in het mortuarium van het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam tot stand. Pas in 1956 hervindt Van Herwijnen zijn evenwicht, hij schildert dan in een lichte toets: landschappen, zijn kinderen, bloemen. Vanaf 1958 mocht hij met zijn grote gezin - in ruil voor schilderijen - wonen in een huis met enorme tuin van de vermogende bewonderaar Chris Dekker aan Herenweg 25, op het grensgebied van de polder en zijn geliefde duinen. Na zijn dood in 1965 is hij, op zijn ver zoek om zes uur 's ochtends, naar de begraafplaats aan de Kerkedijk gebracht op de speelwagen met de hoge

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2022 | | pagina 16