Maatregelen Jacoba van Beieren, gravin van Holland van 1417 tot 1433, besloot na de ramp met halve maatregelen geen genoegen meer te nemen. Zij verordonneerde alle dijk graven, hoogheemraden, baljuws en vertegenwoordigers van steden uit heel Holland in juni 1422 naar de abdij van Egmond te komen. Het doel was gezamenlijke besluiten te nemen ter bevordering van de veiligheid. De hertoge lijke raad was ter plekke aanwezig om de boel te coördi neren en besluiten vast te leggen. Enkele voorbeelden: tussen Camperduin en Petten werd een dijk aange legd waarvoor alle dorpen van Kennemerland mannen beschikbaar moeten stellen; Bergen en Petten kregen nog aparte aanwijzingen van de baljuw van Kennemerland; de abdij van Egmond moest de dijken van zijn vele bezittingen zelf herstellen. Een bijzonder geval betreft de bewoners van Veenhui- zen (Heerhugowaard) die werden gesommeerd naar de West-Friese Omringdijk te komen waar hun een kavel werd toegewezen die ze moesten onderhouden c.q. herstellen. Bij weigering volgde verbeurdverkla ring van goederen en verbanning uit Holland. Blijk baar hadden de Veenhuizenaren het al verbruid bij de bestuurders. Economische impact Om te kunnen begrijpen waarom de Sint-Elizabethsvloed zoveel indruk heeft gemaakt, moeten we beseffen dat het een stormvloed was waarbij veel bebouwd land verloren ging waarop mensen woonden. Gezegd moet worden dat dit ook bij eerdere stormvloeden het geval zal zijn geweest. Het is bekend dat bijvoorbeeld in de Waddenzee stukken door boeren bebouwd land heb ben gelegen, zelfs een klooster, maar verder weten we er heel weinig over uit de bronnen. De stormvloeden van de twaalfde eeuw hebben een eind gemaakt aan deze bedrijvigheid, of wat er van was overgebleven na eer dere stormvloeden te hebben doorstaan. De Hollandse Waard was het achterland van Dordrecht, de landbouwproducten werden er op de markten in de stad verhandeld en de boeren deden daar ook de noodzakelijke inkopen. Het wegvallen van deze bedrij vigheid was een grote economische klap. Tot overmaat van ramp verlegden de waterwegen langs Dordrecht hun weg, waardoor schepen niet meer automatisch langs Dordrecht kwamen. Hierdoor kon het stapelrecht van de stad op producten in veel gevallen worden om zeild. De belangrijkste van die producten waren graan, hout en wijn. Door dat stapelrecht werden producten in Dordrecht verplicht opgeslagen in pakhuizen om daarna weer verder te worden verhandeld en getransporteerd. Door het wegvallen van dit stapelrecht ging de econo mische bedrijvigheid achteruit en dat betekende een groot gemis aan inkomsten. De economische positie van Dordrecht als belangrijkste stad van Holland verzwakte. Vooral Amsterdam bleek daarvan op den duur te profite ren. Ook door het overspoelen van de Hondsbossche duinen ging een groot stuk land verloren dat achter de duinen lag. Vruchtbaar land van klei dat overspoeld werd met zand en na herstel van de dijken weinig meer op zou brengen. Grote verhalen Twee grote verhalen zijn voor altijd aan de Sint-Eli zabethsvloed verbonden. In Bergen gaat het om het verhaal van het Bloedwonder. Dat begint met het aan spoelen van een hostiekistje, waarover kunt u lezen in de JuniorKroniek (pag. 30). Met die hosties voltrok zich een wonder, waarover u in de volgende uitgave van de Bergense Kroniek meer kunt lezen. In de Hollandse Waard speelt zich het verhaal af van de 'Kat van Kinderdijk'. Een baby in een wiegje werd van uit Kinderdijk door het water meegevoerd. Een kat die op het schommelend wiegje stond, hield het wiegje in evenwicht in de golfslag van het water. Het mandje met de baby spoelde aan en de baby werd liefdevol opge nomen en Beatrix genoemd, dat wil zeggen 'de geluk kige'. Verschillende voorname families claimden later af te stammen van deze baby. De baby in het mandje is geschilderd op het linkerpaneel van het drieluik uit 1490 (zie de afbeelding hieronder). Volgens de overlevering zou Kinderdijk genoemd zijn naar de het kind in de wieg, maar dit is niet houdbaar gebleken omdat Kinderdijk voor de stormvloed al Kinderdijk heette. In Bergen vinden we opmerkelijk genoeg twee herin neringen aan dit verhaal. De eerste herinnering betreft een afbeelding op het huis Dorpsstraat 27. Aangebracht in 1986 door Luciën van der Pluijm, naar een ontwerp van dr. J. Pannekeet, in opdracht van de toenmalige eigenaar, de heer J.C. Kooiman die in Kinderdijk was Detail van het linkerpaneel van het altaarstuk uit 1490, met 'de kat van de Kinderdijk'. Collectie Rijksmuseum SK-A-314-A. 4 BERGENSE KRONIEK, NOVEMBER 2021

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Bergense kroniek | 2021 | | pagina 6