I ICoRNul
it l J c
J i[)&t V
25
VAN SCHONE SOLDATEN NAAR SCHONE KUNSTEN
Mooy ontdekt een eigen taal, een eigen vorm en een eigen
logica. Hij wordt geen lid van de Cobra-groep, hoewel hij
daar wél voor is gevraagd.
In 1956 betrekt Mooy het vrijgekomen atelier van Dirk Hu-
bers aan de Sluislaan, waar hij tot 1967 werkt. Hij ontdekt
het materiaal dat als het ware voor hem - metaalbewerker -
is geschapen; schroot. Het atelier en de naastgelegen tuin
bieden hem alle mogelijkheden tot het maken van bijzon
dere werken van ijzer, staal en andere materialen. Dit is
een van zijn meest productieve periodes. In 1956 is er een
solo-expositie van zijn werk in het Stedelijk Museum in Am
sterdam en in 1964 vertegenwoordigt hij Nederland, samen
met Lucebert en Karel Appel, op de Biënnale in Venetië.
Daarna wijzigt hij zijn stijl radicaal. Hij stopt met schroot-
sculpturen en gaat meer abstracte beelden maken. In
Bergen kennen we het abstracte stalen beeld van hem in
het Oranjeplantsoen. Ongetwijfeld hebben het atelier en de
locatie aan de Sluislaan de creativiteit van deze bijzondere
en eigenzinnige kunstenaar gestimuleerd.
Cobra in Bergen
In de zomer van 1949 werd Bergen opgeschrikt door een
aantal handgeschilderde en aan bomen geprikte affiches.
De schilders Appel, Constant en Corneille vroegen daarmee
aandacht voor hun tentoonstelling in de Kunstzaal Hubers.
Franck Gribbling gaat in het boek Wonder, uitgekomen bij
de heropening van het vernieuwde Kranenburgh, nader in
op deze bijzondere tentoonstelling. Hij wijst erop hoe de
progressieve en meer behoudende kampen nog behoorlijk
verdeeld waren en hoe de progressieve kunst mijlenver af
stond van de in Bergen zo gewaardeerde Bergense school
en haar nazaten.
Toch was het geen wonder dat deze groep bij Hubers expo
seerde. Er waren nauwe banden tussen de Bergense dichter
Gerrit Kouwenaar en Constant, ook een tijdelijke Bergenaar
(Constant was getrouwd met de dochter van de Bergense
musicus Van Domselaer). Beiden waren al actief binnen
de het jaar daarvoor opgerichte Cobra-beweging, net als
Appel en Corneille. Jaap Mooy hoorde eigenlijk ook in dat
gezelschap thuis, maar blijvend beïnvloed als hij was door
zijn ervaringen als tewerkgestelde tijdens de oorlog wilde
hij zich niet (meer) bij een groep aansluiten.
De tentoonstelling, kleurig aangekondigd met talloze
affiches door heel het dorp, is geheel in de vergetelheid
geraakt. Hij wordt in geen enkel standaardwerk over Cobra
genoemd, er is nauwelijks een foto van terug te vinden.
Maar de affiches zijn er nog, zij laten zien dat Bergen eigen
lijk de primeur had van de eerste Cobra-tentoonstelling van
Nederland, nog vóór die in het Stedelijk Museum in Am
sterdam in datzelfde jaar.
Kunstrecensent Theo van der Wal is in de Alkmaarsche
Courant van 3 augustus 1949 lovend over de exposanten,
al merkt hij wel op: "Nu kan men in Bergen het werk van
Appel zien, het staat beneden dat van Corneille en Con
stant."
Gelukkig is het met Appel toch nog goed gekomen.
A trd
IS*
«W/
Handgeschilderd affiche dat aandacht vraagt voor de expositie aan
de Sluislaan (1949). Collectie fam. Hubers.
Bronnen
- Franck Gribling. Een vergeten episode uit de voorgeschiedenis van
Cobra. In: Wonder - de magie van kunstenaarsdorp Bergen. Wezep,
De Kunst, 2013.
- Hans den Hartog Jager. Jaap Mooy en het engagement. In: Noord
West Zuid Oost. Amsterdam, Schilt Publishing B.V., 2017.
- D.A. Klomp. In en om de Bergensche School. Tauber Architecten BV
in Alkmaar, herdruk t.g.v. het veertigjarig jubileum op 21 oktober 1995
(Eerste druk Amsterdam, A.J.G. Strengholt, 1943).
- Maria Smook-Krikke. Herman Plomper - Verhuizen was zijn vak, verza
melen zijn passie. Bergense Kroniek Themanummer 8, februari 2009.
- Interview met Wouter Hubers.
- Diverse artikelen in de Alkmaarsche Courant en de Badbode.
- Notulen gemeenteraad en besluiten burgemeester en wethouders
1945-1950. Gemeentearchief Bergen 1922-1969, inv. nrs. 15-18 en 76-77.
- Ru Waalewijn. Bouwkundige erfenissen uit de Duitse bezettingstijd. In:
Bergense Kroniek november 1999.